In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 4.489, die aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende had een gebruikte BMW gekocht in Duitsland en aangifte gedaan voor de BPM, waarbij hij een vermindering (afschrijving) wilde toepassen op basis van een taxatierapport dat ernstige schade aan de auto vermeldde. De inspecteur van de Belastingdienst had echter de naheffingsaanslag opgelegd op basis van een andere waardebepaling, waarbij de schade aan de auto was hersteld en de handelsinkoopwaarde was vastgesteld op € 26.516.
Tijdens de zitting op 21 februari 2024 is de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, verschenen, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur. Het Hof heeft vastgesteld dat de schade aan de auto op het moment van registratie nagenoeg geheel was hersteld, waardoor de taxatiemethode niet kon worden toegepast. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. Belanghebbende kon geen bewijs leveren voor een vermindering van de handelsinkoopwaarde op basis van een schadeverleden, en de NIVRE-richtlijn werd niet als voldoende bewijs erkend.
Het Hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en dat belanghebbende geen recht heeft op de door hem bepleite vermindering. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.