ECLI:NL:GHARL:2024:1754

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.338.166
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen voorwaarde aan verlof conservatoir beslag in civiele zaak tussen BBC Chartering Carriers GmbH & Co. KG en Pinarci Port Equipment B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep van een beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek van BBC Chartering Carriers GmbH & Co. KG (hierna: BBC) om verlof voor het leggen van conservatoir beslag op de goederen van Pinarci Port Equipment B.V. (hierna: PPE). De voorzieningenrechter had aan het verlof de voorwaarde verbonden dat BBC binnen vier weken na het leggen van het beslag een procedure zou inleiden om het arbitrale vonnis dat in een eerdere arbitrageprocedure was gewezen, vatbaar te maken voor tenuitvoerlegging. BBC heeft hoger beroep ingesteld tegen deze voorwaarde.

Het hof oordeelt dat BBC ontvankelijk is in haar verzoek en dat de voorzieningenrechter ten onrechte de genoemde voorwaarde heeft gesteld. Het hof stelt vast dat BBC al een eis in de hoofdzaak heeft ingesteld door de arbitrageprocedure in Londen aanhangig te maken. De voorzieningenrechter had daarom geen voorwaarde aan het verlof mogen verbinden. Het hof vernietigt de voorwaarde en bevestigt de beschikking voor het overige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak is van belang voor de toepassing van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een verlof voor beslaglegging onder voorwaarden kan worden verleend, tenzij er al een eis in de hoofdzaak is ingesteld. Het hof concludeert dat de belangen van PPE niet geschaad worden door het niet stellen van de voorwaarde, aangezien zij de mogelijkheid heeft om opheffing van het beslag te vragen indien BBC niet tijdig de noodzakelijke vervolgstappen zet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.166
zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem: C/05/432105
beschikking van 12 maart 2024
in de zaak van
BBC Chartering Carriers GmbH & Co. KG
die is gevestigd in Leer, Duitsland
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als verzoekster
hierna: BBC
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen
tegen
Pinarci Port Equipment B.V.
die is gevestigd in Nijkerk
en bij de rechtbank optrad als verweerster
hierna: PPE
niet opgeroepen om te verschijnen bij het hof

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
BBC is middels een door het hof op 27 februari 2024 ontvangen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beschikking die de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) op 20 februari 2024 heeft gegeven en waarin haar verzoek om conservatoire beslagen te leggen ten laste van PPE onder de hierna te vermelden voorwaarde is toegestaan.
1.2.
Het hof vindt het niet nodig om PPE te horen over het gedane verzoek.
1.3.
Het hof heeft beschikking bepaald op heden.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen BBC als vervoerder en PPE als afzender is in 2023 een overeenkomst gesloten voor het vervoer van kranen/kraanonderdelen van een haven in het Verre Oosten naar Portugal. Onder die overeenkomst zijn geschillen gerezen over de (aanvullende) vracht en overliggeld.
2.2.
De overeenkomst hield in dat die geschillen moesten worden beslecht door arbitrage in Londen onder toepassing van Engels recht.
2.3.
BBC heeft in juni 2023 arbitrage aanhangig gemaakt en op 25 juli 2023 haar eis ingediend. Bij arbitraal vonnis van 6 december 2023 heeft de arbiter de vordering van BBC toegewezen voor een bedrag van USD 349.840,88.
2.4.
BBC heeft de voorzieningenrechter verzocht verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag onder drie banken waarvan zij vermoedt dat PPE daar rekeningen aanhoudt – primair – zonder dat enige termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak wordt bepaald en – subsidiair – met bepaling van die termijn op 6 maanden na het leggen van het eerste beslag. BBC heeft in het beslagrekest aangevoerd dat de arbitrageprocedure als eis in de hoofdzaak geldt.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft verlof verleend voor de gevraagde beslagen, met voorlopige begroting van de vordering van BBC op PPE op USD 469.000,00. Het betreft een zogenaamd repeterend beslag; het beslagverlof mag driemaal opnieuw worden gebruikt. De voorzieningenrechter heeft de volgende voorwaarde opgenomen:
“Verzoekster stelt dat zij de vordering in de hoofdzaak reeds heeft ingesteld bij een arbiter in Londen en dat deze arbiter vonnis heeft gewezen op 6 december 2023. Dit arbitrale vonnis is in Nederland nog niet vatbaar voor tenuitvoerlegging. De voorzieningenrechter zal daarom aan het verlof de voorwaarde verbinden dat verzoekster binnen vier weken na de dag waarop het eerste beslag is gelegd de procedure inleidt waarin zij verzoekt het vonnis vatbaar te maken voor tenuitvoerlegging.”De bedoeling van het hoger beroep is – primair – dat de bestreden beschikking wordt vernietigd, uitsluitend voor zover daarbij deze voorwaarde is gesteld aan het verlof of – subsidiair – de bestreden beschikking te vernietigen uitsluitend voor wat betreft de lengte van de bedoelde termijn en deze alsnog te stellen op 6 maanden of een andere door het hof te bepalen duur, met veroordeling van PPE in de proceskosten als zij in de procedure zou verschijnen en met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking in hoger beroep.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal oordelen dat BBC ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep en dat de voorzieningenrechter ten onrechte de genoemde voorwaarde heeft gesteld. De beschikking zal dan ook op dat punt worden vernietigd, zoals door BBC op grond van meerdere argumenten wordt verzocht. Het hof zal zijn beslissing hieronder toelichten.
3.2.
Artikel 700 lid 3 Rv bepaalt, onder andere, dat tenzij op het tijdstip van een verlof reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, het verlof wordt verleend onder voorwaarde dat het instellen daarvan geschiedt binnen een door de voorzieningenrechter daartoe te bepalen termijn van tenminste acht dagen na het beslag. Op verzoek van de beslaglegger kan die termijn worden verlengd. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten. Daarmee ziet het hof zich voor de vraag gesteld of BBC ontvankelijk is in dit hoger beroep. Naar het oordeel van het hof is dit wel het geval, om de volgende reden. Met het verlenen van het beslagverlof onder de genoemde voorwaarde heeft de voorzieningenrechter toepassing gegeven aan artikel 700 lid 3 Rv. Voor zover het rechtsmiddelenverbod van dit artikel hierop van toepassing is, vat het hof het betoog van BBC op als een beroep op een doorbrekingsgrond. Volgens vaste rechtspraak [1] kan een wettelijk rechtsmiddelenverbod onder andere worden doorbroken als de rechter in eerste aanleg buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende bepaling is getreden. Dat doet zich hier voor. Met het aanhangig maken van de arbitrageprocedure in Londen heeft BBC immers al een eis in de hoofdzaak ingesteld. Dat wordt niet anders doordat in de arbitrale procedure inmiddels een vonnis is gewezen dat BBC mogelijk in Nederland ten uitvoer wil leggen. Daarvoor geldt het volgende.
3.3.
Op het arbitraal vonnis is het Verdrag van New York uit 1958 [2] van toepassing. Op verzoek van BBC kan dit vonnis in Nederland worden erkend en ten uitvoer worden gelegd na verkregen verlof van een gerechtshof (artikel 1075 Rv). In artikel 1075 Rv (en de artikelen waarnaar deze bepaling verwijst) wordt geen termijn gesteld waarbinnen een dergelijk verlof moet worden verzocht. Er is ook geen noodzaak toe; als de beslagen doel zouden treffen en BBC zou deze willen executeren dan dient zij eerst op grond van artikel 1075 Rv toestemming tot tenuitvoerlegging aan de rechter hiervoor te vragen. Zolang zij dat niet doet, blijven de beslagen liggen waartegen PPE zo nodig in kort geding kan opkomen om opheffing te vragen. Het is dus niet zo dat PPE door het niet stellen van de onderhavige voorwaarde in haar belangen wordt geschaad; deze worden al beschermd door de exequatur regeling van artikel 1075 Rv en de mogelijkheid om op grond van artikel 705 Rv opheffing van het beslag te vragen als BBC niet met redelijke voortvarendheid na de beslaglegging de noodzakelijke vervolgstappen zet.
3.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter buiten het toepassingsgebied van artikel 700 lid 3 Rv getreden door de genoemde voorwaarde aan het beslagverlof te verbinden. Daarmee slaagt het beroep op de doorbrekingsgrond en komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Uit het voorgaande volgt dat in dit geval geen voorwaarde als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv hoeft te worden gesteld. Grief I, die tegen het andersluidende oordeel van de voorzieningenrechter is gericht, slaagt dus. Grief II behoeft geen bespreking, nu deze slechts is aangevoerd voor het geval grief I niet zou slagen.
De conclusie
3.5.
Het hoger beroep slaagt. De voorwaarde van het aanhangig maken van een procedure om verlof te verkrijgen tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis wordt dus door het hof vernietigd. De beschikking wordt voor het overige bevestigd. Gelet op de aard van het verzoek wordt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt de beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 20 februari 2024 voor zover daarbij de hiervoor onder 2.5. geciteerde voorwaarde is verbonden aan het verlof tot beslaglegging en bevestigt deze voor het overige;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, M. Schoemaker en A.J.J. van Rijen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
12 maart 2024.

Voetnoten

1.O.a. HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:943
2.Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken. New York 1958 (