Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De vorderingen van Medux
4.De van belang zijnde feiten
Door de verschuiving van de bedrijfsactiviteit “uitleen van verpleegartikelen”, waarbij dit steeds meer door derde (niet zijnde zorginstellingen) wordt uitgevoerd, zien sociale partners het niet langer als een op zichzelf staande zorg gerelateerde bedrijfsactiviteit. PFZW heeft besloten om de aangesloten werkgevers die uitsluitend de verplichte activiteit “uitleen van verpleegartikelen” verrichten en na de intrekking niet meer vallen onder de verplichtstelling, een contractuele aansluiting bij het fonds te bieden (…). Immers, voor deze werkgevers geldt, na gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling, geen verplichte aansluiting meer.”
Sociale partners betrokken bij de verplichtstelling voor de intramurale en/of extramurale zorg (hierna: de zorgverplichtstelling) wensen de werkingssfeer van de zorgverplichtstelling te actualiseren, te vereenvoudigen en de handhaafbaarheid te verbeteren. (…)
- E
- Indien een werkgever tevens andere vormen van zorg of hulp als genoemd in de limitatieve opsomming van bedrijfsactiviteiten van werkgevers in de zorgverplichtstelling verleent, dan valt deze werkgever reeds onder de werkingssfeer van de zorgverplichtstelling en is het noemen van deze bedrijfsactiviteit niet nodig.”
Sociale partners hebben de verplichtstelling ingetrokken voor de activiteit “Uitleen van verpleegartikelen”. Dit betekent dat de 8 werkgevers die op dit moment verplicht zijn aangesloten o.b.v. deze activiteit niet langer verplicht hoeven deel te nemen. Bij deze 8 werkgevers waren op 8 april 2020 326 werknemers in dienst. Zij mogen echter wel contractueel blijven deelnemen. Met behulp van de contacten van accountmanagement is ingeschat dat drie grote werkgevers weg zullen gaan en de andere zullen blijven via contractuele aansluiting. Dit betekent dat voor circa 300 van de 326 deelnemers de deelname bij PFZW wordt beëindigd. Deze deelnemers zijn ouder dan het doorsneebestand van PFZW, waardoor dit een positief effect heeft op de premie. Het vertrek heeft geen effect op de financiële situatie van PFZW.”
5.Het oordeel van het hof
niet langerals een op zichzelf staande zorggerelateerde activiteit werd gezien. Dit betekent dat het uitlenen van verpleegartikelen ook door niet-zorginstellingen tot op dat moment wel als zodanig werd gezien. Dat is ook in lijn met het gegeven dat er op 8 april 2020 acht werkgevers waren die uitsluitend op basis van deze activiteit (uitleen van verpleegartikelen) verplicht waren aangesloten bij PFZW (zie ook r.o. 4.6 hierboven). Dit kunnen geen (thuis)zorgorganisaties zijn geweest, want die verrichten ook andere activiteiten op grond waarvan zij verplicht zijn aangesloten bij PFZW. Ook dit gegeven onderschrijft dus de uitleg dat externe commerciële organisaties die verpleegartikelen uitlenen tot 2021 onder het verplichtstellingsbesluit vielen. Dat de aanpassing van de tekst van het verplichtstellingsbesluit op dit punt ook al eerder had kunnen en, in de visie van Medux, had moeten gebeuren zoals na de wijziging van de AWBZ in 2013, kan niet tot een andere conclusie leiden.
- De rol van Medux buiten de bedrijfstak Zorg en Welzijn, branche intramurale en/of extramurale zorg: een toelichtende verklaring van ActiZ.
- De onaanvaardbare financiële gevolgen voor Medux van verplichte aansluiting bij PFZW en het materiële belang dat Medux heeft bij haar vordering: een schriftelijke accountantsverklaring of andere deskundigenverklaring, ondersteund door een onder ede af te leggen verklaring.
- Het onderzoek dat Medux in 2014 heeft gedaan met betrekking tot de vraag of zij rekening moest houden met verplichte deelneming in een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds.
- De statutenwijziging van PFZW in 2016, in relatie tot de statutaire werkingssfeer van PFZW.
- De vraag wat verpleegartikelen zijn die thuiszorgorganisaties nu uitlenen en meer in het bijzonder voorbeelden van verpleegartikelen die niet als hulpmiddel kunnen worden beschouwd.