Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
4.De beslissing
5 maart 2024.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De appellant, [appellant], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 13 december 2022 de huurovereenkomst met de woningstichting Domijn ontbond vanwege het aantreffen van hennep in de woning. De appellant, die samen met haar kinderen in de woning verbleef, betwistte de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de hennepplanten die door haar echtgenoot, [naam1], in de woning waren opgeslagen.
Het hof oordeelde dat de bezwaren van de appellant geen doel troffen. De tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst was evident, aangezien de appellant verantwoordelijk was voor de gedragingen in de woning. Het hof weegt de persoonlijke omstandigheden van de appellant en haar kinderen, zoals het belang van de kinderen bij het behoud van de woning en de moeilijkheid om alternatieve woonruimte te vinden, maar concludeert dat deze belangen niet opwegen tegen het belang van de woningstichting bij handhaving van haar zerotolerancebeleid tegen drugs. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.