Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift, op de griffie binnengekomen op 9 oktober 2023
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel beroep
- het verslag (proces-verbaal) van de op 7 februari 2024 gehouden mondelinge behandeling.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
is ontvankelijk in zijn verzoeken
ontslag op staande voet is niet terecht
1. [appellant] is tijdens zijn ziekteverzuim zonder toestemming van Wiejelo naar Engeland afgereisd, heeft daar verbleven en heeft tijdens het gesprek van 24 februari 2023 niet aangegeven of die constatering juist is en of dit als vakantie moet worden beschouwd;
2. [appellant] is van 20 tot en met 23 februari in Engeland meerdere dagen en uren per dag aanwezig geweest bij een concurrent van Wiejelo, Jactone; dit is in strijd met de essentiële verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst;
3. [appellant] is tijdens zijn bezoek vergezeld door [naam2] ;
4. door geen opening van zaken te geven over deze punten heeft [appellant] de vertrouwensband onherstelbaar geschaad.
colleague”. [appellant] heeft zijn voorgenomen bezoek niet vooraf gemeld aan Wiejelo of aan de arbodienst. Hiermee staan de redenen onder 1 tot en met 3 vast. Het hof oordeelt dat dat ook geldt voor het onder 4 vermelde feit. Op de mondelinge behandeling heeft [appellant] verklaard dat hij tijdens het gesprek van 24 februari 2023 (anders dan in het beroepschrift staat) gezegd heeft dat wat hij had gedaan privé was. Hij heeft dus, daarnaar gevraagd, geen opening van zaken gegeven. Het hof begrijpt dat deze handelwijze Wiejelo in het verkeerde keelgat is geschoten. Het hof oordeelt niettemin dat de redenen niet zodanig ernstig zijn, ook niet als deze in onderlinge samenhang worden bezien, dat die als een dringende reden in de zin van de wet worden aangemerkt. Daarvoor is het volgende van belang.
uitstapje naar Engeland” bevorderend vond voor het herstel van [appellant] .
de verzoeken van [appellant]
(€ 5.452,64 bruto) is door Wiejelo niet betwist. Dit bedrag wordt toegewezen.
vergoeding reisuren
€ 9.500,- bruto aan [appellant] verschuldigd.
4.De beslissing
- € 5.452,64 bruto aan transitievergoeding,
- € 4.716,25 bruto aan schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging,
- € 4.000,- bruto aan billijke vergoeding,
deze bedragen te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid daarvan;