Tegen die achtergrond kan het hof de beschuldiging van [de werkneemster] in haar brief van 30 augustus 2018 (zie 3.6) dat [de eerste leidinggevende] haar carrière met onware en willekeurige argumenten dwarsboomt, niet plaatsen. Het ging om een rationeel argument, een terecht en eerder herhaald uitgesproken punt van zorg, dat [de werkneemster] in oktober 2017 nog leek te onderschrijven. [de werkneemster] heeft het hof niet duidelijk kunnen maken dat aan haar additionele eisen werden gesteld of dat de criteria onvoldoende duidelijk waren.
Door in de brief van augustus 2018 ook woorden te gebruiken als ‘scientific harassment’ en, gissend naar motieven voor de opstelling van [de eerste leidinggevende] , ‘seksistisch’, blaast [de werkneemster] de zaak niet alleen op tot buitengewone proporties, maar schoffeert zij ook haar leidinggevende. In haar verweerschrift tegen het incidentele hoger beroep stelt [de werkneemster] dat haar brief ten onrechte niet is aangemerkt en behandeld als een melding over ongelijke behandeling. Dat dit niet is gebeurd kan het hof begrijpen, want dat [de werkneemster] zo’n melding heeft willen doen blijkt niet uit een voldoende onderbouwde stelling in de brief en die bedoeling heeft zij ook niet kenbaar gemaakt in daarop gevolgde gesprekken, terwijl van [de werkneemster] , gelet op haar expertise, op dat punt voldoende duidelijkheid had mogen worden verwacht.
Ook nadat andere hoogleraren (onder wie twee vrouwen) en het faculteitsbestuur de lijn van [de eerste leidinggevende] als juist beoordeelden (zie 3.7 en 3.8) en [de eerste leidinggevende] zelf in een gesprek met [de werkneemster] aangaf hoe kwetsend hij het vond, heeft [de werkneemster] haar beschuldigende woorden niet ingetrokken. Vervolgens heeft [de werkneemster] er zelf voor gezorgd dat de gewenste promotie niet al begin 2019 gerealiseerd werd, hoewel zij toen aan de publicatie-eis voldeed, doordat zij uitnodigingen van haar leidinggevende voor een gesprek daarover tot driemaal toe negeerde.
Het hof constateert dat, gelet op deze gebeurtenissen, de verstoring van de arbeidsverhouding al in augustus 2018 is begonnen, toen [de werkneemster] met haar brief vooral de verhouding met haar leidinggevende op scherp stelde.