ECLI:NL:GHARL:2024:1519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
21-004359-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opruiing en veroordeling voor groepsbelediging met geldboete en constatering overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1957, was in eerste aanleg veroordeeld voor opruiing en groepsbelediging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van opruiing, omdat de uitlatingen niet als een concrete aansporing tot een strafbaar feit konden worden gekwalificeerd. De verdachte had via Twitter opruiende berichten geplaatst, maar het hof oordeelde dat deze niet voldoende waren om tot een veroordeling te leiden.

Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor groepsbelediging, omdat hij zich in het openbaar opzettelijk beledigend had uitgelaten over Marokkanen, Islamieten en Moslims. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, die onder andere via sociale media waren verspreid, beledigend waren en voldeden aan de criteria van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte kreeg een geldboete van € 300,00, subsidiair zes dagen hechtenis, en het hof constateerde dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep was overschreden met ongeveer vijf maanden.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de noodzaak om kwetsende uitlatingen over groepen mensen te vermijden. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte strafbaar heeft verklaard voor groepsbelediging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004359-21
Uitspraak d.d.: 28 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 28 september 2021 met parketnummer 18-254481-20 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 14 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van de aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten tot een geldboete van € 550,00, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsvrouw, mr. M. Peelen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de eerder aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd, alsmede de verdachte ter zake van de onder 1 (opruiing) en 2 (groepsbelediging) tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2019 tot en met 27 september 2019 te [plaats] , althans in Nederand in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door via Twitter, althans via sociale media, de volgende berichten, in het openbaar, te verspreiden: - "Dood aan moslims! ipv Dood aan alle non moslims!", en/of - "Just kill the sun of bitches, how difficult can in bet o track down a hatebeard? You killed all the purpetraitors of the attack on the Olympic games, no matter where they were. Start killing those hatebeards where they live, down in their ratholes".
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2019 tot en met 14 september 2019 te [plaats] , althans in Nederland, zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Marokkanen, Islamieten of Moslims, wegens hun ras, godsdient en/of levensovertuiging, door via Twitter, althans via sociale media, de volgende berichten, in het openbaar, te verspreiden: - "Marokkanen is gewoon tuig, de uitzonderingen daargelaten, ze hebben gebrek aan enige fatsoensnormen en verschrikkelijke problemen met ?mijn en dijn' islamiet dus", en/of - "Daar zijn ze, nietsnutten, uitvreters, verkrachters, moordenaars, overvallers, oplichters en islamieten, er zit van alles tussen. Komen hierheen en zorgen ervoor dat uw veiligheid in gevaar komt, uw pensioen als sneeuw voor de zon verdwijnt en de zorg onbetaalbaar word", en/of - "Als zijn land en geloofsgenoten niet naar Nederland komen dan hebben we: 1. Minder moorden 2. Minder verkrachtingen 3. Minder overvallen 4. Minder geweld 5. Minder islam Minder, minder, minder. Wie wil mij even voor het gerecht slepen voor minder?", en/of - "Zou het dan toch zo zijn dat de islam varken eten verbied omdat het bloedbroeders zijn? 97% van DNA moslims zijn gelijk aan het varken.".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verweren van de verdediging dienen te worden verworpen.
De verdachte heeft de bewoordingen geplaatst op zijn eigen Twitter-account en nergens blijkt uit dat de uitspraken zich zouden richten naar bijvoorbeeld een groep piloten. Daarnaast roept de verdachte op om
"hatebeards"te vermoorden, wat een strafbaar feit oplevert. Zelfs al zou de verdachte dit bedoeld hebben aan medepiloten, dan nog levert het een strafbaar feit op waartoe aangezet wordt. In die zin doet de context dus niet af aan de strafbare opruiing. Voorts heeft de advocaat-generaal aangegeven dat de verdachte ten overstaan van de politie en de politierechter heeft uitgelegd wat hij bedoelt met de term
"hatebeards".De verdachte heeft in het openbaar opgeroepen om personen te vermoorden, waarmee het op zichzelf staand al opruiing is. Immers komt aan de subjectieve gesteldheid van de toehoorder minder gewicht toe, dan aan de strekking van de uiting en het feit dat tot een strafbaar feit wordt aangezet.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte geeft toe de berichten te hebben verstuurd, maar stelt dat hij niet opzettelijk een ander heeft aangezet tot het plegen van strafbare feiten. Ten aanzien van het ontbreken van het opruiende karakter van de tekst heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de context van de voorafgaande berichten ontbreekt in het dossier. Daardoor kan dus niet zonder meer worden gezegd dat de tekst opruiend is. Ten aanzien van het tenlastegelegde
"Dood aan moslims! ipv Dood aan alle non moslims!"is het onlogisch dat de verdachte heeft willen opruien omdat hij zelf moslim is, evenals zijn familie. Voorts is met betrekking tot het laatste gedachtestreepje bepleit dat onduidelijk is wat
"hatebeards"zijn, waarmee niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld waartoe de verdachte strafrechtelijk heeft opgeruid.
Het oordeel van het gerechtshof
Ten aanzien van de vraag of het plaatsen van de tenlastegelegde berichten op Twitter (thans X) te kwalificeren zijn als opruiing, in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), overweegt het gerechtshof als volgt.
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende - kort weergegeven - vier vereisten zijn voldaan.
  • Opruien moet worden gezien als het aansporen tot enig strafbaar feit. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangespoord ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
  • Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt aangespoord tot het plegen van een strafbaar feit.
  • Verder is vereist dat de opruiende uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen onder zodanige omstandigheden en op een manier dat deze door het publiek gehoord of gelezen of gezien kon worden.
  • De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn begrepen tekstberichten op internet en social media.
Het gerechtshof overweegt als volgt. Het bericht:
"Just kill the sun of bitches, how difficult can in be to track down a hatebeard? You killed all the purpetraitors of the attack on the Olympic games, no matter where they were. Start killing those hatebeards where they live, down in their ratholes"is, blijkens het aanvullend proces-verbaal van 6 april 2020, door verdachte geplaatst op 27 augustus 2019. Deze verweten gedraging heeft derhalve plaatsgevonden ruim buiten de tenlastegelegde periode. Het gerechtshof zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Over het overgebleven onderdeel van de tenlastelegging overweegt het gerechtshof dat het enkel plaatsen van het bericht
“Dood aan moslims! Ipv Dood aan alle non moslims!”onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als een concrete aansporing tot enig strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande zal het gerechtshof de verdachte van dit feit vrijspreken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verweren van de verdediging dienen te worden verworpen.
De verdachte stelt dat hij enkel zijn mening heeft gegeven door te zeggen dat sommige Marokkanen tuig zijn, omdat zijn oom en tante net waren overvallen/beroofd door Marokkanen. De uitlatingen van de verdachte zoals opgenomen in de tenlastelegging zijn echter – ook in de context bezien – beledigend specifiek richting Marokkanen en moslims. Daarbij wijst de advocaat-generaal in het bijzonder op het arrest van het gerechtshof Den-Haag ECLI:NL:GHDHA:2020:1606 inzake de ‘Minder Marokkanen’ uitspraak van Geert Wilders. Als de verdachte zich had willen richten tot de overvallers/berovers van zijn familie, dan had hij niets hoeven zeggen over de afkomst of het ras van deze personen, omdat dat niet ter zake doet. Het verweer dat je geen groep kan beledigen waar jijzelf of mensen die je liefhebt deel van uitmaken, snijdt geen hout.
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het staat niet ter discussie dat de verdachte de berichten heeft geplaatst. De verdachte heeft zich met de tenlastegelegde bewoordingen echter nooit opzettelijk uitgelaten over een groep mensen. Hij heeft enkel zijn mening geuit. Het tenlastegelegde
"Als zijn land en geloofsgenoten niet naar Nederland komen dan hebben we: 1. Minder moorden 2. Minder verkrachtingen 3. Minder overvallen 4. Minder geweld 5. Minder islam Minder, minder, minder. Wie wil mij even voor het gerecht slepen voor minder?"bevat geen beledigende uitlating over een groep personen wegens hun ras en/of godsdienst.
Het oordeel van het gerechtshof
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van strafbare belediging van een groep mensen als omschreven in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht heeft de Hoge Raad het volgende toetsingskader ontwikkeld: een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is, zal bij een uitlating die in het algemeen op zichzelf niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9796). [1]
Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn arrest van 4 september 2020 een toetsingskader ontwikkeld van het begrip ‘ras’. [2]
"De jurisprudentie die na de invoering van de artikelen 137c en 137d Sr is ontwikkeld maakt duidelijk dat bij de uitleg van deze artikelen het wetenschappelijke begrip ‘ras’ in biologisch–genetische zin geen rol van betekenis speelt. De ruime uitleg van het begrip ‘ras’, zoals die naar voren komt uit de Memorie van Toelichting, onder verwijzing naar artikel 1 van het IVUR, wordt in de jurisprudentie gevolgd. Daarmee valt naast ras derhalve ook huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstemming onder het begrip ‘ras’ als bedoeld in de artikelen 137c en 137d Sr. Dat kan dus ruimer zijn dan wat in het normale spraakgebruik onder ‘ras’ wordt verstaan.
Uitgaande van voormelde opvatting over het in de artikelen 137c en 137d Sr voorkomende woord ‘ras’ is het gerechtshof van oordeel dat de door de verdachte gebruikte term ‘Marokkanen’ verwijst naar de in het IVUR opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ of ‘etnische afstamming’ en derhalve – anders dan de verdediging heeft betoogd – valt onder het begrip ‘ras’ als bedoeld in die artikelen.”
Het gerechtshof overweegt als volgt. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit, maar dat hij enkel zijn mening heeft geuit en niet opzettelijk een groep heeft willen beledigen.
Gelet op de context waarbinnen de verdachte de tenlastegelegde woorden heeft geuit via zijn Twitter-account, namelijk gelijktijdig met het plaatsen van afbeeldingen, acht het gerechtshof aannemelijk dat de verdachte zich bewust was van het beledigende karakter van zijn uitlatingen. Immers heeft de verdachte, zoals uit het aanvullend proces-verbaal is gebleken op 3 juli 2019, 31 augustus 2019, en tweemaal op 14 september 2019 Twitter-berichten geplaatst, tezamen met daarop betrekking hebbende afbeeldingen. Bij zijn oordeel heeft het gerechtshof nog betrokken dat het gerechtshof ter terechtzitting heeft waargenomen dat bij het Twitterbericht van 14 september 2019, inhoudende
"Zou het dan toch zo zijn dat de islam varken eten verbied omdat het bloedbroeders zijn? 97% van DNA moslims zijn gelijk aan het varken.",een afbeelding is geplaatst van een varken met een boek, dat wordt vastgehouden door varkenspootjes, waarbij het gerechtshof ervan uitgaat dat het de koran betreft (bijlage 5).
Daarmee heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op het genoemde gevolg in het leven geroepen. Het gebruiken van een openbaar platform met een groot bereik zoals Twitter (thans X) vergroot de kans dat iemand daadwerkelijk overgaat tot het doen van hetgeen waartoe wordt aangemoedigd. Daarbij moet worden bedacht dat het potentiële bereik van een Twitter-bericht nog vele malen groter is doordat berichten kunnen worden geretweet of overgenomen door andere gebruikers van Twitter. Doordat de verdachte de berichten samen met daarop betrekking hebbende afbeeldingen daadwerkelijk op zijn Twitter-account heeft geplaatst, heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging. De stelling van de verdediging, dat de verdachte geen groep zou kunnen beledigen omdat zijn naaste familie en omgeving daarvan deel uitmaakt, vindt bovendien geen steun in het recht.
De door het gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 2
1. Een rapportage van CTER OSINT d.d. 27 augustus 2019, opgenomen op pagina 8 van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2019274974 d.d. 20 december 2019, inhoudende als relaas van verbalisant:
De CTER Infocel van [naam eenheid] was na een kort onderzoek tot de conclusie gekomen dat het twitteraccount afkomstig zou moeten zijn van [verdachte] , geb. [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] , [woonplaats] met ingang van 1-6-2019.
Het twitteraccount telt 441 volgers en [verdachte] volgt 716 twitteraars.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor de verdachte d.d. 19 december 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
0: Op de Twitterpagina van [accountnaam 1] is het volgende bericht gezien (Bijlage 2): 'Marokkanen is gewoon tuig, de uitzonderingen daargelaten, ze hebben gebrek aan enige fatsoensnormen en verschrikkelijke problemen met 'mijn en dijn' islamiet dus.'
V: Wat bedoelt u te zeggen met dit bericht?
A: Ja dat klopt daar sta ik achter.
O: Op de Twitterpagina van [accountnaam 1] is het volgende bericht gezien (Bijlage 3): 'Daar zijn ze, nietsnutten, uitvreters, verkrachters, moordenaars, overvallers, oplichters en islamieten, er zit van alles tussen. Komen hierheen en zorgen ervoor dat uw veiligheid in gevaar komt, uw pensioen als sneeuw voor de zon verdwijnt en de zorg onbetaalbaar wordt.'
V: Wat bedoelt u te zeggen met dit bericht?
A: Ik sta nog steeds achter het bericht.
O: Op de Twitterpagina van [accountnaam 1] is het volgende bericht gezien (Bijlage 4): ‘Als zijn land en geloofsgenoten niet naar Nederland komen dan hebben we:
1. Minder moorden
2. Minder verkrachtingen
3. Minder overvallen
4. Minder geweld
5. Minder islam
Minder, minder, minder. Wie wil mij even voor het gerecht slepen voor minder?'
V: Waar heeft u deze geplaatst?
A: Deze vond ik wel leuk.
3. Een geschrift, te weten een aantal bijlagen, bevattende screenshots van twitterberichten, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
- [verdachte] . [accountnaam 2] , [accountnaam 1] - 3 jul. (
het gerechtshof begrijpt telkens: 2019): "Marokkanen is gewoon tuig, de uitzonderingen daargelaten, ze hebben gebrek aan enige fatsoensnormen en verschrikkelijke problemen met 'mijn en dijn’ islamiet dus"
- [verdachte] . [accountnaam 2] , [accountnaam 1] - 31 aug.: "Daar zijn ze, nietsnutten, uitvreters, verkrachters, moordenaars, overvallers, oplichters en islamieten, er zit van alles tussen. Komen hierheen en zorgen ervoor dat uw veiligheid in gevaar komt, uw pensioen als sneeuw voor de zon verdwijnt en de zorg onbetaalbaar wordt."
- [verdachte] . [accountnaam 2] , [accountnaam 1] -14 sep.: "Als zijn land en
geloofsgenoten niet naar Nederland komen dan hebben we:
1. Minder moorden
2. Minder verkrachtingen
3. Minder overvallen
4. Minder geweld
5. Minder islam
Minder, minder, minder. Wie wil mij even voor het gerecht slepen voor minder?"
- [verdachte] . [accountnaam 2] , [accountnaam 1] — 14 sep: "Zou het dan toch zo zijn dat de islam varken eten verbiedt omdat het bloedbroeders zijn? 97% van DNA-moslims zijn gelijk aan het varken."
4. Een eigen waarneming van het gerechtshof, zoals blijkt uit het proces-verbaal ter terechtzitting van het gerechtshof d.d. 14 februari 2024, inhoudend:
Het gerechtshof heeft waargenomen dat bij het Twitterbericht van 14 september 2019, inhoudende
"Zou het dan toch zo zijn dat de islam varken eten verbied omdat het bloedbroeders zijn? 97% van DNA moslims zijn gelijk aan het varken.",een afbeelding is geplaatst van een varken met een boek, dat wordt vastgehouden door varkenspootjes, waarbij het gerechtshof ervan uitgaat dat het de koran betreft.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij in de periode van 3 juli 2019 tot en met 14 september 2019 in Nederland, zich in het openbaar mondeling bij geschrift en afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Marokkanen, Islamieten of Moslims, wegens hun ras en godsdienst, door via Twitter de volgende berichten, in het openbaar, te verspreiden:
- "Marokkanen is gewoon tuig, de uitzonderingen daargelaten, ze hebben gebrek aan enige fatsoensnormen en verschrikkelijke problemen met ‘mijn en dijn’ islamiet dus", en
- "Daar zijn ze, nietsnutten, uitvreters, verkrachters, moordenaars, overvallers, oplichters en islamieten, er zit van alles tussen. Komen hierheen en zorgen ervoor dat uw veiligheid in gevaar komt, uw pensioen als sneeuw voor de zon verdwijnt en de zorg onbetaalbaar wordt", en
- "Als zijn land en geloofsgenoten niet naar Nederland komen dan hebben we:
1. Minder moorden
2. Minder verkrachtingen
3. Minder overvallen
4. Minder geweld
5. Minder islam Minder, minder, minder. Wie wil mij even voor het gerecht slepen voor minder?", en
- "Zou het dan toch zo zijn dat de islam varken eten verbiedt omdat het bloedbroeders zijn? 97% van DNA-moslims zijn gelijk aan het varken.".
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras en godsdienst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging van Marokkanen, islamieten en Moslims wegens hun ras en godsdienst. Vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting is een groot goed maar kent ook grenzen. De verdachte heeft die grenzen overschreden en zich onnodig grievend uitgelaten over deze groepen door hen via Twitter te beledigen middels geschrift en afbeelding. Deze uitlatingen zijn zeer kwetsend geweest voor deze groepen. Het onnodig kwetsen van anderen vanwege ras en godsdienst – kortom het wezen van een persoon – past ook niet in een samenleving waarin iedereen – ongeacht ras, godsdienst of geloofsovertuiging – veilig moet kunnen voelen en zichzelf moet kunnen zijn. Dat laatste is nog steeds niet overal zo in ons land en gedrag als dat van de verdachte kan dat verergeren.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter enig strafbaar feit;
- de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Het gerechtshof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in hoger beroep is overschreden. Tussen het moment van het instellen van hoger beroep op 5 oktober 2021 en de uitspraak in hoger beroep op 28 februari 2024 zijn ongeveer twee jaren en vijf maanden verstreken. De normtermijn die voor de afdoening in hoger beroep staat, bedraagt in dit geval twee jaren. De redelijke termijn is hiermee overschreden met ongeveer vijf maanden. Nu het gerechtshof aan de verdachte een geldboete zal opleggen die minder bedraagt dan € 1.000,00, zal het gerechtshof volstaan met de constatering dat sprake is van schending van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep.
Alles afwegende acht het gerechtshof passend en geboden, de oplegging van een geldboete van € 300,00, subsidiair zes dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 19 oktober 2020 onder CJIB nummer 7132 5420 0406 9042.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 28 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Zie ook HR 3 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1816, r.o. 2.4.1.
2.Gerechtshof Den Haag 4 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1606, r.o. 8.3.