ECLI:NL:GHARL:2024:1096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
23/2671
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing na cassatie van een belastingzaak met betrekking tot navorderingsaanslag IB/PVV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een belastingkwestie die eerder door de Hoge Raad was verwezen. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, opgelegd aan de belanghebbende door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde in eerste instantie in het voordeel van de belanghebbende, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde deze uitspraak in hoger beroep. De belanghebbende ging in cassatie bij de Hoge Raad, die op 8 september 2023 het cassatieberoep gegrond verklaarde en de zaak terugverwees naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

Tijdens de zitting op 6 februari 2024 hebben partijen een compromis bereikt. De belanghebbende heeft ingestemd met het standpunt van de Inspecteur dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden en dat de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd dienen te worden. Tevens is overeengekomen dat de inkomsten van de belanghebbende voor de jaren 2015 en 2016 als winst uit onderneming in de heffing van IB/PVV worden betrokken, met toekenning van ondernemersfaciliteiten. Het Hof heeft deze afspraken bevestigd en de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2671
uitspraakdatum:
13 februari 2024
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Breda(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 november 2019, nummer BRE 18/3678, ECLI:NL:RBZWB:2019:5311, in het geding tussen
[belanghebbende]te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is hem voorts bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de navorderingsaanslag en beschikking ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente verminderd.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft het hoger beroep bij uitspraak van 4 maart 2021 (nummer 20/00034, ECLI:NL:GHSHE:2021:664) gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep bij de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 8 september 2023 arrest gewezen (nummer 21/01598, ECLI:NL:HR:2023:1168). De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vernietigd, en het geding verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
1.6.
Zowel de Inspecteur als belanghebbende heeft een conclusie na verwijzing ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting in de verwijzingsprocedure heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.R. Beijnon RB, alsmede [naam1] namens de Inspecteur.
2.
Gronden
2.1.
Partijen zijn ter zitting in de verwijzingsprocedure bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
  • Belanghebbende verenigt zich alsnog met het standpunt van de Inspecteur dat met betrekking tot de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV 2014 het vertrouwensbeginsel niet is geschonden door de Inspecteur en dat de navorderingaanslag IB/PVV 2014 en de beschikking belastingrente derhalve dienen te worden gehandhaafd, en;
  • De Inspecteur zal voor de jaren 2015 en 2016 de inkomsten van belanghebbende als winst uit onderneming in de heffing van IB/PVV betrekken en belanghebbende voor die jaren de zogenoemde ondernemersfaciliteiten toekennen.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. Dit betekent dat het hoger beroep van de Inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en de daarbij gegeven beschikking inzake de belastingrente gegrond is en dat – anders dan de Rechtbank heeft beslist – die navorderingsaanslag en beschikking dienen te worden gehandhaafd.

3.Proceskosten

Het Hof ziet geen grond voor een proceskostenveroordeling.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep van belanghebbende ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van de Lagemaat als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.
De griffier, De voorzitter,
(G.J. van de Lagemaat) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 14 februari 2024
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.