ECLI:NL:GHARL:2021:9339

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
Wahv 200.281.404/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van verkeerslichtgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een sanctie van € 240,- ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 2 februari 2019. De ambtenaar die de sanctie oplegde, had echter geen direct zicht op het verkeerslicht dat de betrokkene passeerde en kon niet vaststellen dat het verkeerslicht voor de betrokkene daadwerkelijk rood was. Het hof oordeelde dat de ambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien hij niet had aangetoond dat de verkeerslichten correct waren afgesteld en dat het niet mogelijk was dat beide rijrichtingen tegelijkertijd groen licht konden hebben. Hierdoor kon de inleidende beschikking niet in stand blijven.

De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar het hof vernietigde deze beslissing en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.522,50. Het hof benadrukte dat bij het opleggen van een sanctie op basis van de Wahv voldoende bewijs moet zijn dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en dat de ambtenaar moet kunnen aantonen dat hij de situatie ter plaatse correct heeft beoordeeld. De uitspraak van het hof is van belang voor de rechtszekerheid in verkeershandhaving en de eisen die aan bewijsvoering worden gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.281.404/01
CJIB-nummer
: 223232487
Uitspraak d.d.
: 5 oktober 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 16 juni 2020, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 2 februari 2019 om 17:30 uur op de Goudse Poort in Gouda met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene betwist dat de betrokkene het rode verkeerslicht heeft genegeerd. De ambtenaar heeft geen rechtstreeks zicht gehad op het verkeerslicht. Er dient dan nader onderzoek plaats te vinden. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt niet wanneer de ambtenaar de werking van de verkeerslichten heeft gecontroleerd en dat is gecontroleerd hoe de lichten zijn afgesteld. De inleidende beschikking kan daarom niet in stand blijven volgens de gemachtigde.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, stond met mijn dienstvoertuig als eerste voertuig op de kruising Burgemeester van Reenensingel/Goudse Poort opgesteld in het voorsorteervak voor rechtdoorgaand verkeer te wachten op het voor mij geldend rood licht uitstralend verkeerslicht. Ik zag dat het verkeerslicht op groen sprong. Ik reed de kruising op en zag dat van rechts, met hoge snelheid, een zwartkleurige personenauto naderde. Ik zag dat de auto met hoge snelheid op de rechterrijstrook reed en dat deze de kruising overstak. Ik als kruisend verkeer had groen licht verkregen. De bestuurder van de zwartkleurige auto negeerde derhalve het voor hem bedoeld rood licht uitstralende verkeerslicht.
Verklaring betrokkene: Ik had haast, te weinig tijd, was op weg naar een kinderfeestje.”
5. Het dossier bevat verder een aanvullend proces-verbaal van 27 mei 2019. Hierin verklaart de ambtenaar het volgende:
“Mijn rijrichting na verkregen groen licht betreft een conflicterende/kruisende rijrichting met die van de betrokkene. Beide rijrichtingen kunnen programmatisch nooit tegelijkertijd groen licht verkrijgen. Dus op het moment dat ik groen licht verkrijg, straalt het voor de betrokkene geldend verkeerslicht rood licht uit. Naderhand werd de werking van de verkeerslichten gecontroleerd. Deze werd door mij werkend en in orde bevonden.”
6. De betrokkene ontkent door rood licht te zijn gereden. Onder verwijzing naar wat het hof heeft overwogen in zijn arrest van 13 juni 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:49410) is het hof van oordeel dat in een situatie als de onderhavige, waarin een ambtenaar groen licht waarneemt op het moment dat hij uit een conflicterende rijrichting een voertuig de kruising op ziet rijden, terwijl hij geen zicht heeft op het voor die bestuurder geldende licht, door de ambtenaar zal moeten worden vastgesteld dat het conflicterende licht rood moet zijn geweest alvorens een sanctie voor een roodlichtgedraging kan worden opgelegd. De ambtenaar zal ook moeten vermelden hoe hij dat heeft vastgesteld, bijvoorbeeld door direct na de waarneming ter plaatse te controleren hoe de lichten zijn afgesteld of door te vermelden wat daarover uit de technische gegevens van de betreffende verkeersregelinstallatie blijkt.
7. De ambtenaar heeft verklaard dat sprake is van conflicterende rijrichtingen en dat beide rijrichtingen nooit tegelijkertijd groen licht kunnen krijgen. De ambtenaar heeft verder verklaard naderhand de werking van de verkeerslichten te hebben gecontroleerd. Uit de verklaringen van de ambtenaar kan niet worden afgeleid dat hij heeft onderzocht dat het feitelijk niet mogelijk is geweest dat beide rijrichtingen ten tijde van de gedraging groen licht hadden, hij heeft dat slechts geconcludeerd op basis van het feit dat het om conflicterende rijrichtingen gaat en dat de verkeerslichten goed werkten. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat hij heeft vastgesteld dat de verkeerslichtinstallatie zo is afgesteld dat de conflicterende rijrichtingen niet tegelijkertijd groen licht kunnen krijgen en dat dat ten tijde van de gedraging ook het geval was. Gelet op de fase van de procedure ziet het hof geen aanleiding nog een nadere verklaring van de ambtenaar op te vragen. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende komen vast te staan dat de gedraging is verricht. De inleidende beschikking kan daarom niet in stand blijven. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het via een telefonische verbinding bijwonen van de zitting en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal vier procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.522,50.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.522,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.