ECLI:NL:GHARL:2021:9339
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. van Schuijlenburg
- M. van der Zee-Venema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van verkeerslichtgedrag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een sanctie van € 240,- ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 2 februari 2019. De ambtenaar die de sanctie oplegde, had echter geen direct zicht op het verkeerslicht dat de betrokkene passeerde en kon niet vaststellen dat het verkeerslicht voor de betrokkene daadwerkelijk rood was. Het hof oordeelde dat de ambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien hij niet had aangetoond dat de verkeerslichten correct waren afgesteld en dat het niet mogelijk was dat beide rijrichtingen tegelijkertijd groen licht konden hebben. Hierdoor kon de inleidende beschikking niet in stand blijven.
De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar het hof vernietigde deze beslissing en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.522,50. Het hof benadrukte dat bij het opleggen van een sanctie op basis van de Wahv voldoende bewijs moet zijn dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en dat de ambtenaar moet kunnen aantonen dat hij de situatie ter plaatse correct heeft beoordeeld. De uitspraak van het hof is van belang voor de rechtszekerheid in verkeershandhaving en de eisen die aan bewijsvoering worden gesteld.