ECLI:NL:GHARL:2023:9608

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.311.090
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzekeringsfraude en schadevergoeding na aanrijding met een Ford Ka

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een aanrijding op 29 augustus 2020. [appellant] had een WA-Casco verzekering afgesloten voor zijn Toyota Yaris en meldde een aanrijding met een Ford Ka. Achmea heeft echter betwist dat de aanrijding heeft plaatsgevonden zoals door [appellant] is opgegeven en beschuldigt hem van verzekeringsfraude. Na de aanrijding heeft Achmea de schade aan de Toyota vergoed, maar later werd [appellant] aangesproken op terugbetaling van deze schadevergoeding wegens vermeende fraude. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen en de reconventionele vordering van Achmea toegewezen. In hoger beroep heeft [appellant] vijf grieven ingediend en verzoekt hij om herleving van zijn verzekeringen en kwijtschelding van de terug te betalen schadevergoeding. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de bewijslevering toegelaten, waarbij Achmea moet bewijzen dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden zoals opgegeven en dat [appellant] zijn informatieplicht niet is nagekomen. Het hof heeft partijen verzocht om getuigen te brengen en verdere bewijsstukken aan te leveren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.311.090
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn: 9473202)
arrest van 14 november 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant]
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V.
handelend onder de naam
FBTO
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: Achmea,
advocaat: mr. S.D. Palper

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 20 december 2022 heeft op 20 april 2023 een (enkelvoudige) mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en een korte voorgeschiedenis

2.1.
Deze verzekeringszaak gaat erover of er een gedekt evenement (aanrijding) heeft plaatsgevonden en of de verzekerde, kortweg, verzekeringsfraude heeft gepleegd.
2.2.
Voor zijn Toyota Yaris had [appellant] bij Achmea met ingang van 22 juli 2020 een (WA-) Casco verzekering [1] afgesloten. Op 30 augustus 2020 heeft [appellant] met een aanrijdingsformulier [2] aan Achmea gemeld dat hij de dag ervoor op een (voorrangs-)kruising met zijn Toyota rechtsvoor was aangereden door een Ford Ka. Na onderzoek heeft Achmea de Toyota aan een opkoper verkocht voor € 800 en aan [appellant] de schade op basis van totaal verlies vergoed van € 4.000 en voor de bagage € 250 uitbetaald.
Later heeft de opkoper aan Achmea gemeld dat de schade, vanwege voorafgaande motorschade en het ontbreken van de katalysator, mogelijk niet het gevolg was van een aanrijding. Achmea heeft onderzoeken laten verrichten door haar expert [naam1] (rapport van Achmea Expertise [3] ), door haar schade-expert [naam2] (expertiserapport van 7 oktober 2020 [4] ), dat volgens Achmea bevestigd is door ZMT-expert [naam3] , [naam2] aanvullend expertiserapport van 31 januari 2021 [5] en nog een aanvullend rapport van 21november 2022 [6] ), door [naam4] (rapport van 26 oktober 2020 [7] en brief van 6 januari 2021 [8] ) en door haar toedrachtonderzoeker [naam5] (verslag van interview met [appellant] van 26 oktober 2020 [9] en toedrachtonderzoek van 1 december 2020 [10] ). [appellant] heeft daartegenover een e-mail rapport van [naam6] van 16 april 2021 [11] in het geding gebracht en later een ongevallenanalyse rapport van [naam7] van 26 augustus 2022 [12] .
Na correspondentie met (de advocaat van) [appellant] heeft Achmea bij brief van 19 mei 2021 [13] aan hem bericht dat hij wegens fraude de schade-uitkering moest terugbetalen en de onderzoekskosten moest betalen, dat al zijn verzekeringen werden gestopt en dat zijn gegevens zouden worden gemeld in het Incidentregister en het Externe Verwijzingsregister.
2.3.
[appellant] heeft in conventie (voor zover in hoger beroep nog van belang) gevorderd dat Achmea: 1) de van hem gevorderde kosten kwijtscheldt met dien verstande dat de uitkering die [appellant] reeds ontving ook niet terugbetaald hoeft te worden, 2) de vermeldingen uit de beide registers verwijdert, 3) de beëindigde verzekeringen laat herleven en 4) voor zijn verweer de kosten van De Rechtsagent B.V. van € 612,87 en van [naam6] van € 1.837,99 [14] zal betalen. In reconventie heeft Achmea de schade-uitkering van (€ 4.000 + € 250 - € 800 =) € 3.450 teruggevorderd en verder vergoeding van haar onderzoekskosten van € 4.135,93 [15] , telkens met de wettelijke rente.
2.4.
Nadat partijen de zaak hadden afgeconcludeerd (tot en met de dupliek in reconventie) heeft de kantonrechter in haar eindvonnis van 6 april 2022 op grond van verzekeringsfraude de conventie afgewezen en de reconventie toegewezen, telkens met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
2.5.
Daartegen komt [appellant] in hoger beroep op met vijf grieven. Daarbij heeft hij aan zijn vordering tot herleving van de beëindigde verzekeringen terugwerkende kracht verbonden tot 19 mei 2021. Achmea bestrijdt een en ander.

3.Het oordeel van het hof

wettelijk kader en stelplicht en bewijslast
3.1.
Achmea voert primair aan dat [appellant] , door als schadeoorzaak de aanrijding met de Ford op te geven, althans onjuist over de toedracht van de aanrijding en/of over (de toedracht van) de schade te verklaren, heeft gefraudeerd met de gevolgen in de artikelen 5 en 7 van haar algemene voorwaarden WA-Casco (PAV-RV-63-191) [16] , en subsidiair dat [appellant] , door over (de toedracht van) de schade onwaarachtige en/of tegenstrijdige verklaringen en/of door over opmerkelijke feiten en omstandigheden geen verklaring te geven, niet heeft voldaan aan zijn (inlichtingen)verplichtingen onder de artikelen 17 en 43 van de algemene voorwaarden WA-Casco (PAV-RV-63-191) [17] . Meer subsidiair heeft Achmea aangevoerd dat de schadeoorzaak geen verzekerd evenement betreft.
3.2.
De primair en subsidiaire standpunten van Achmea zijn bevrijdende verweren in conventie en grondslagen voor de reconventie.
Voor beide standpunten van Achmea bepaalt het, hier ingevolge artikel 7:943 lid 2 BW semi-dwingendrechtelijke, artikel 7:941 BW voor zover hier van belang:
2 De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
4 De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad.
5 Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.
Het gaat er bij dit vijfde lid om of bij de verzekeringnemer de bedoeling heeft voorgezeten de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt. [18]
Op grond van artikel 150 Rv vloeit uit deze materiële rechtsregels voort dat de stelplicht en bewijslast van deze standpunten van Achmea in conventie en in reconventie op haar rusten. Dit geldt ook voor haar terugbetalingsvordering in reconventie wegens onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW op grond van de meer subsidiaire stelling van Achmea dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden.
3.3.
De vorderingen van [appellant] in conventie vinden alle hun basis in zijn betwisting van de door Achmea aangevoerde verzekeringsfraude, subsidiair de schending van zijn informatieplicht, en onverschuldigde betaling. Zoals hiervoor uiteengezet, rusten de bij het objectieve recht aanknopende stelplicht en bewijslast dan hier op Achmea, die zich nu eenmaal op de voor haar gunstige (rechts-)gevolgen van die materiële regels beroept. Dit wordt niet anders doordat [appellant] zijn, tot betwisting strekkende, vorderingen heeft ingesteld, behalve dan wat betreft de door hem ingestelde schadevergoedingsvorderingen.
voorlopige beschouwing van diverse schadesporen en verklaringen van getuigen en partijdeskundigen
motorschade
3.4.
Volgens [naam2] constateerde hij bij onderzoek op 2 oktober 2020 [19] dat er een groot gat (perforatie) in de carterpan was geslagen door een inwendig afgebroken motoronderdeel, naar hij aanneemt een afgebroken drijfstang van de eerste cilinder, zodat de Toyota volgens hem ten tijde van de aanrijding niet autonoom kon rijden. Hij acht waarschijnlijk dat het voertuig is gestrand doordat de motor is vastgelopen door onvoldoende smering als gevolg van het langdurig weglekken van de olie, wat niet een gevolg is van de motorschade.
Daartegenover staan, naast de schriftelijke verklaringen van [naam8] en [naam9] dat zij [appellant] op 27 respectievelijk 28 augustus 2020 hebben zien rijden in de Toyota [20] , de verklaringen van [naam10] (Car Service) en van [appellant] alsmede het ongevallenanalyse rapport [naam7] .
[naam10] heeft onder meer verklaard dat hij op 29 augustus 2020 de Toyota met de autoambulance heeft opgehaald en naar zijn bedrijvenadres in Maurik heeft gesleept en de auto sindsdien daar ongemoeid heeft laten staan totdat de schade-expert langskwam. [21] Later heeft hij, zonder nadere aanduiding van tijd en plaats, verklaard dat hij de Toyota heeft geprobeerd te starten om deze te verplaatsen, daarna geratel heeft gehoord en kort erna een knal, dit met de toevoeging:
“Gezien de auto nadat ik hem heb opgehaald na het ongeval, ruim 3 weken op mijn terrein heeft gestaan, heb ik de auto meerdere keren verplaatst met de vorkheftruck.” [22]
Anders dan Achmea aanvoert, is dit niet zonder meer in strijd met zijn eerdere verklaring dat de auto ongemoeid op zijn terrein heeft gestaan.
“Ongemoeid”is immers niet zo’n eenduidig begrip.
[appellant] zelf heeft verklaard dat hij na de aanrijding een hard tikkend / ratelend geluid hoorde en dat er rook onder de motorkap vandaan kwam. [23]
[naam7] heeft de Toyota niet zelf onderzocht, maar in zijn ongevallenanalyse rapport [24] gereageerd op het eerder in opdracht van Achmea verzamelde bewijsmateriaal, waaronder de eerdere bevindingen van [naam2] . Volgens [naam7] toont een en ander aan dat er tijdens de aanrijding met de distributie van de aandrijving iets kan zijn misgegaan en vervolgt:
“Indien de distributie aandrijving een tand verschuift, hetgeen bij een aanrijding wel kan gebeuren door de plotselinge snelheidsverandering, zal motorschade kunnen ontstaan.
De persoon die de auto startte na de aanrijding ondervond een tik in de motor, die kan wijzen op het raken van de zuigers van geopende klep(pen). Dat raken van de zuigers met de kleppen kan gebeuren indien de timing van de distributie werd versteld door de aanrijding.
(…)
Wanneer dat tot motorschade leidt is niet te bepalen. Als dat gebeurd zullen de zuigers schade oplopen en de drijfstangen worden overbelast. Als de drijfstangen daardoor verbuigen / verwringen ontstaat de kans dat deze afbreken, maar dat gebeurd dan op het zwakste deel ervan en dat is bij de drijfstangkop.
Die afgebroken drijfstangen kunnen een gat in het motorblok slaan.
Dat een drijfstang is ‘losgeschoten’ past niet in het verhaal. De drijfstangen zijn met een deelbare voet uitgevoerd, waarbij tijdens de montage van de drijfstangen aan de krukas de bouten geborgd worden en voor een motorleven in feite zijn behoed tegen loslopen van de bouten.
Dat een drijfstang zou zijn loslopen is een niet aannemelijke verklaring.”
[naam2] reageert hierop als volgt [25] :
“Dit zijn allemaal aannames die niet reëel technisch verklaarbaar zijn. Dat de distributie is versprongen en daardoor er een drijfstang breekt is technisch onjuist. In geval van een defect aan de distributie kan er schade aan de cilinderkop (kleppen en nokkenas) ontstaan maar niet aan de drijfstang. Verder is de hypothese over een gat in het motorblok ten gevolge van het starten onzin. Dat door een plotselinge snelheids vertraging een dergelijke motorschade ontstaat is uitgesloten.
Hierbij is nogmaals goed om te begrijpen dat het voertuig, op het moment dat de motorschade ontstaat, geen aandrijving heeft en zodoende niet kan rijden!!!!! Er is op dat moment ook een signalering op het instrumentenpaneel in de vorm van een rood lampje, van onvoldoende oliedruk. Ook zijn op het moment van het breken van de drijfstang ernstige bijgeluiden in de motorruimte en komt het voertuig direct tot stilstand.”
Deze partijdeskundigen zijn het dus niet eens over de oorzaak van de motorschade en het hof kan op dit moment uit hun verklaringen niet zonder meer concluderen welke de juiste is. Verder kan het hof (op dit moment) geen gevolgen verbinden aan de kilometerstandendiscussie tussen partijen en aan de tankbon omdat die niet voldoende zeggen over de vraag of de Toyota onmiddellijk voor de ingeroepen aanrijding nog kon rijden.
verdwenen katalysator
3.5.
[naam2] heeft geconstateerd [26] dat de katalysator zeer recent van onder de Toyota was verwijderd. Uiteindelijk concludeert hij [27] dat vaststaat dat de katalysator ná de door [appellant] veronderstelde aanrijding uit de uitlaatbuis is gezaagd maar dat het exacte moment niet is te achterhalen.
[appellant] heeft erop gewezen dat katalysatoren (als populair doelwit) destijds door bendes werden gestolen. [28] Dit kan ook zijn gebeurd op het bedrijvenadres van [naam10] in Maurik. [naam10] heeft op 11 december 2020 verklaard dat er in de afgelopen maanden bij hem op het terrein veel auto-onderdelen waren gestolen en dat dit een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn. [29] Hiermee staat niet vast dat de verdwenen katalysator iets met het door Achmea aan [appellant] verweten handelen te maken heeft.
schadesporen aan de Toyota
3.6.
[naam2] en [naam7] zijn het er wel over eens dat de Toyota schade had opgelopen aan het plaatwerk rechts voor, in het bijzonder het rechter spatscherm, het portier, de A-stijl, de dorpel en de dorpellijst. Die schade is ook te zien op de foto’s van de Toyota in [naam2] aanvullend expertiserapport van 7 oktober 2020 [30] en op de foto’s in het Ongevallenanalyse rapport van [naam7] [31] .
[naam2] en [naam7] duiden de schadesporen echter verschillend.
[naam7] gaat in zijn rapport uit van een stootrichting van circa 2 uur en schrijft in zijn rapport:
“De schade aan het rechter voorportier van de Toyota heeft de tekenen van een aanrijding met een personenauto, hetgeen de Ford Ka geweest kan zijn.
(…)De typische dorpel / dorpellijst deformatie kan bij het contact veroorzaakt zijn, enerzijds door de onderzijde van de verstevigde spoiler onderaan de bumper van de Ford, anderzijds door de velg en band van het rechtervoorwiel van de Ford.
In de schade op dat portier, wat donker gekleurd is, is het donkere contact van een band moeilijk te herkennen, ook al omdat de beelden zeer schuin werden genomen.
(…)
In Afb.05 en Afb.06 is zichtbaar op welke wijze een dergelijke schade is te verklaren. De bandensporen op het portier van de Toyota passen in het contact.
(…)
Technische is het mogelijk, dat het band en velgcontact pas ontstaat als bumper en spatscherm zover zijn gedeformeerd dat het wiel bij linksaf slaan contact kan maken met die schadezone. Bij deze aanrijding zijn de deformatie en de bandcontactsporen wel volledig verklaarbaar.”
[naam2] stelt de stootrichting eerder op 3 uur [32] en vermeldt in zijn aanvullend rapport van 21 november 2022 [33] in reactie op [naam7] rapport:
“Hierin wordt gesteld dat het rechter voorwiel van de Ford contact kan maken met het portier van de Toyota.
-Wanneer ik het schade aangifte formulier (SAF) bestudeer is dit niet realistisch. Het is onwerkelijk dat de Ford naar links heeft gestuurd richting de tegenpartij. [appellant] wilde namelijk recht oversteken en zag de Ford kennelijk niet tijdig. Een ruk aan het stuur naar rechts is logischer.
Dit betekent dan ook dat het rechter voorwiel nooit in aanraking kan komen met de rechter voordeur, immers het impliceert namelijk dat de wederpartij linksaf wilde slaan.”
Deze partijdeskundigen gaan dus uit van verschillende stootrichtingen en van tegenstrijdige stuurrichtingen van in ieder geval de Ford en dito aanrakingspunten, volgens [naam7] met het rechtervoorwiel van de Ford, maar volgens [naam2] eerder het linker voorwiel.
Verder begeven [naam2] en [naam7] zich in tegengestelde bespiegelingen over de mogelijkheid of de Toyota al dan niet is geraakt door een steenachtige object, zoals [naam2] voor mogelijk houdt en [naam7] niet. Ook daarmee kan het hof op dit moment niet zoveel aan.
kleurensporen
3.7.
[naam4] heeft na een stereo microscopisch onderzoek van (eerder door de schade-expert) op de Toyota aangebrachte Spurfix-folies 1 en 2 geen bruikbare microsporen aangetroffen en op de folies 3 tot en met 5 geen zilvergrijze lakpartikels in de kleur van de Ford (
moondust silver). [34] Het zou mogelijk voor de hand liggen dat als gevolg van de gestelde botsing lakpartikels van de Ford op de plek van de aanrijding bij de Toyota zouden zijn aangetroffen. Gelet echter op wat hiervoor is overwogen over de verschillende conclusies uit de rapporten van [naam2] en [naam7] valt niet uit te sluiten dat bij de aanrijding geen deel van de Ford, dat van een laklaag is voorzien, tegen de Toyota is aan gekomen of dat er een andere reden is voor het ontbreken van lakresten op de Toyota. Bij deze stand van zaken kan het rapport van [naam4] niet tot (volledig) bewijs van het gelijk van Achmea dienen.
De Ford is naar de sloop gebracht en verschroot; daarom was het niet mogelijk om deze te onderzoeken en daarvan lakmonsters veilig te stellen.
aanrijdingsverklaringen
3.8.
[appellant] heeft over de toedracht verklaard [35] :
“De auto stopte niet en maakte een bocht naar rechts met de voornemens op dezelfde rijbaan te komen daar waar ik mij al bevond. Blijkbaar had hij mij dan toch niet gezien. De auto is met de linker voorzijde tegen de rechter zijkant/voorscherm gekomen.”
De bestuurder van de Ford, [naam11] , heeft verklaard dat hij de aanrijding heeft gehad zoals op het schadeformulier is beschreven, zij het dat het zou kunnen dat de aangegeven snelheden niet geheel correct zijn, en verder dat hij de Toyota rijdend heeft zien aankomen. [36] Op het schadeformulier stond echter als zijn opmerking dat hij de Toyota niet zag aankomen.
[naam10] heeft verklaard dat hij na de aanrijding de Toyota met de autoambulance heeft opgehaald en naar zijn bedrijvenarrest in Maurik heeft gesleept. [37]
[appellant] vader ( [naam12] ) heeft verklaard dat [appellant] hem zou bezoeken op de avond van 29 augustus 2020 maar dat hij niet kwam opdagen en dat zij later het telefoontje kregen dat hij een aanrijding had gehad met een andere bestuurder. [38]
[appellant] vriendin [naam13] heeft verklaard dat [appellant] haar heeft gebeld om hem op te halen na de aanrijding op 29 augustus 2020 en dat zij daarbij heeft gezien dat zijn auto met schade langs de kant stond. [39]
Verder valt op dat [appellant] volgens een medische print op 29 augustus 2020 heeft gebeld, volgens hem met de huisartsenpost, met de melding dat hij een auto-ongeluk had gehad rond 21:00 uur en nu klachten had aan zijn hoofd/nek, waarna hij op 30 augustus 2020 de huisartsenpost heeft bezocht. [40]
de voorlopige conclusie
3.9.
Het komt er op neer dat de door Achmea aangevoerde fraude thans niet vaststaat en evenmin dat [appellant] haar onjuist zou hebben geïnformeerd. Overeenkomstig haar bewijsaanbiedingen zal Achmea worden toegelaten tot bewijslevering. Daarbij kunnen de hiervoor besproken partijdeskundigen als getuigen en eventueel tevens als deskundigen worden gehoord en de in de arrest genoemde andere personen als getuigen. Partijen wordt verzocht te bevorderen dat getuigen(-deskundigen) maar één keer hoeven te worden gehoord (in beide bewijsopdrachten). Om te voorkomen dat de getuigen(-deskundigen) vaker moeten worden gehoord, verzoekt het hof aan partijen om eerst de getuigen voor te brengen die, meer feitelijk, kunnen verklaren over de gestelde aanrijdingstoedracht en hetgeen daarvoor en/of daarna is voorgevallen.
3.10.
Aan [appellant] wordt verzocht om twee weken voor het eerste getuigenverhoor (aan de zijde van Achmea) zorg te dragen voor schriftelijk bewijs van zijn op de mondelinge behandeling in hoger beroep besproken telefonische contacten van 29 augustus 2020 na omstreeks 21:00 uur met [naam10] , zijn moeder en zijn vriendin.
Tevens zullen partijen twee weken voor het eerste getuigenverhoor de rapporten met de foto’s alsnog moeten overleggen in kleuren.
3.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof beslist als volgt:
4.1.
Het hof laat Achmea toe te bewijzen dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden zoals op het aanrijdingsformulier is ingevuld en zoals door [appellant] is opgegeven en dat [appellant] zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen, alles zoals hiervoor vermeld, met het opzet haar te misleiden om een (hogere) verzekeringsuitkering te verkrijgen waarop hij geen recht heeft.
4.2.
Als getuigen worden gehoord, zal raadsheer-commissaris mr. A.W. Steeg de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem. Partijen moeten daar zelf bij aanwezig zijn.
4.3.
Achmea moet op dinsdag 28 november 2023 (roldatum) laten weten hoeveel getuigen zij wil laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is.
4.4.
De partij die getuigen wil voorbrengen moet de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof opgeven.
4.5.
Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken moet (zie rov. 3.10.) of wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P.H. van Driel van Wageningen, A.W. Steeg en V. van der Kuil, is ondertekend door de voorzitter en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.

Voetnoten

1.productie 2 bij inleidende dagvaarding en zie voor polisvoorwaarden productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie
2.productie 3 bij inleidende dagvaarding en in kleur gehecht aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep: een aanrijding op 29 augustus 2020 omstreeks 21:00 uur te [woonplaats1] , waarbij [appellant] een Toyota bestuurde op de voorrangskruising van de Jhr. P.A. Reuchlinlaan en volgens hem in aanrijding kwam met een, door [naam11] bestuurde, Ford Ka van rechts vanaf de Passewaaijse Hogeweg die hem geen voorrang verleende; zie voor de schadelocatie productie 4 bij inleidende dagvaarding, pagina 7.
3.productie 4 bij conclusie van antwoord in conventie
4.productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie
5.productie 12 bij conclusie van antwoord in conventie
6.productie 22 bij memorie van antwoord
7.productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie
8.productie 11 bij conclusie van antwoord in conventie
9.productie 9 bij conclusie van antwoord in conventie
10.productie 4 bij inleidende dagvaarding
11.productie 7 bij inleidende dagvaarding
12.productie 13 bij memorie van grieven
13.productie 8 bij inleidende dagvaarding en productie 13 bij conclusie van antwoord in conventie
14.productie 11 bij inleidende dagvaarding
15.gespecificeerd in producties 17 - 21 bij conclusie van antwoord in conventie en in productie 1 bij conclusie van dupliek in reconventie
16.productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, pagina's 29 en 30;
17.productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, pagina’s 11 en 21;
18.zie HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:311
19.productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie
20.productie 16 bij memorie van grieven
21.productie 4 bij inleidende dagvaarding, pagina 12
22.productie 6 bij conclusie inleidende dagvaarding
23.productie 4 bij inleidende dagvaarding, p. 11
24.productie 13 bij memorie van grieven
25.productie 22 bij memorie van antwoord
26.productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie
27.productie 22 bij memorie van antwoord
28.productie 17 bij memorie van grieven
29.productie 6 bij inleidende dagvaarding
30.productie 7 bij conclusieverantwoordingconventie
31.productie 13 bij memorie van grieven
32.productie 4 bij inleidende dagvaarding, bijlage 1: het rapport van 13 april 2021
33.productie 22 bij memorie van antwoord
34.zie zijn rapport van 26 oktober 2020, productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie
35.productie 9 bij conclusie van antwoord in conventie, pagina 5
36.productie 14 bij memorie van grieven
37.productie 4 bij inleidende dagvaarding, pagina 12
38.productie 18 bij rolbericht van [appellant] van 11 april 2023
39.productie 19 van [appellant] voor de mondelinge behandeling in hoger beroep
40.productie 15 bij memorie van grieven