ECLI:NL:GHARL:2023:9549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
221845
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek en beoordeling van tijdigheid in bestuursrechtelijke belastingzaak

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen raadsheer mr. M.M. Breij en de leden van de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het wrakingsverzoek tegen mr. M.M. Breij werd ingediend op 11 september 2023, na een zitting op 24 augustus 2023, waarbij verzoekster en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De wrakingskamer heeft op 23 oktober 2023 de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking gehouden, waarbij verzoekster aanwezig was, maar de raadsheer niet. Verzoekster voerde aan dat de raadsheer partijdig was omdat de heffingsambtenaar stukken had mogen tonen, terwijl zij dat niet mocht. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien verzoekster niet direct na de zitting haar verzoek had ingediend, maar pas 2,5 week later. Dit is in strijd met artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat een verzoek tot wraking zo snel mogelijk na bekendwording van de feiten wordt ingediend.

Daarnaast heeft verzoekster op 24 oktober 2023 een e-mail gestuurd naar de griffie van de wrakingskamer, waarin zij opnieuw een verzoek tot wraking indiende. De wrakingskamer heeft dit verzoek buiten behandeling gelaten, omdat het geen nieuwe gronden bevatte en als misbruik van het wrakingsmiddel werd beschouwd. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoekster de wrakingsprocedure lichtvaardig heeft ingezet en dat er geen grondslag was voor haar verzoeken. De beslissing van de wrakingskamer was dat de verzoeken tot wraking buiten behandeling werden gesteld en dat een nieuw verzoek tot wraking met betrekking tot de zaak ARN-BK 22/1845 niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Wrakingskamer
Locatie Arnhem
Wrakingsnummer W200.332.450/01
Datum beslissing:
7 november 2023
Beslissing van de wrakingskamer
op het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoekster], te
[woonplaats](hierna: verzoekster)
1.
De procedure
1.1. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van het Hof is ingeschreven onder nummer ARN-BK 22/1845.
1.2. Het onderzoek ter zitting in deze zaak heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord verzoekster en namens de heffingsambtenaar [naam1] en [naam2] .
1.3. Bij brief van 11 september 2023 heeft verzoekster de wraking verzocht van raadsheer mr. M.M. Breij.
1.4. De raadsheer van wie om wraking is verzocht heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.
1.5. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2023 te Arnhem. Daarbij is verzoekster verschenen. De raadsheer is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
1.6. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer gedaan.
1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2.Beoordeling van de wrakingsverzoeken

Wrakingsverzoek ten aanzien van de leden van de wrakingskamer
2.1.
Aan haar verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat de wrakingskamer een heimelijk gemaakte geluidsopname die verzoekster heeft gemaakt van de zitting van 24 augustus 2023 niet heeft willen beluisteren. Deze geluidsopname is volgens verzoekster van belang voor de beoordeling van haar verzoek tot wraking van de met de behandeling van de zaak belaste raadsheer.
2.2.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft de voorzitter verzoekster medegedeeld dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer, zonder nadere zitting, buiten behandeling zal laten. De wrakingskamer motiveert dit als volgt.
2.3.
De voorzitter van de wrakingskamer heeft verzoekster ter zitting voorgehouden dat het niet is toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming beeld- en geluidsopnamen te maken van zittingen. Dit volgt uit het Huisreglement Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is in het gebouw duidelijk aangegeven. Door heimelijk een geluidsopname van de zitting te maken, heeft verzoekster gehandeld in strijd met deze regels. Bovendien is het voor de behandeling van het verzoek tot wraking van de met de behandeling van de zaak belaste raadsheer, zo heeft de wrakingskamer ter zitting beslist, niet noodzakelijk de geluidsopname die verzoekster zonder toestemming heeft gemaakt, te beluisteren. Van de zitting is immers een proces-verbaal opgemaakt. Verzoekster heeft de weergave van de zitting in het procesverbaal niet weersproken. Zij heeft slechts gesteld dat uit de geluidsopname blijkt dat de met de behandeling van de zaak belaste raadsheer niet de beschikking had over een taxatierapport dat van belang is voor de bodemzaak. De wrakingskamer heeft geconstateerd dat het taxatierapport in het dossier van de bodemzaak zit en heeft dat verzoekster ter zitting medegedeeld. De klacht van verzoekster mist daarmee feitelijke grondslag.
2.4.
Artikel 4, tweede lid, onderdeel h, van het Wrakingsprotocol Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Wrakingsprotocol) bepaalt dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer of één of meer van haar leden betreft en sprake is van evident misbruik van recht.
2.5.
Verzoekster is het niet eens met de beslissing van de wrakingskamer omtrent het beluisteren van de geluidsopname. Het door verzoekster ingediende wrakingsverzoek is in feite niets anders dat een poging een rechtsmiddel aan te wenden tegen de beslissing van de wrakingskamer. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bedoeld, wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer kan naar het oordeel van de wrakingskamer in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Nu sprake is van evident misbruik van het wrakingsmiddel laat de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer conform artikel 4, tweede lid, onderdeel h, van het Wrakingsprotocol buiten behandeling (zie ook HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 en HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2038).
2.6.
Verzoekster heeft op 24 oktober 2023 om 22:24 uur een e-mail naar de griffie van de wrakingskamer gestuurd met als onderwerp: “verzoek wrakingskamer wraken”. Deze e-mail bevat het volgende bericht:
“Geachte heer/mevrouw,
Hierbij doe ik u mijn wrakingsverzoek toekomen tegen de wrakingskamer die op 23 oktober 2023 mijn zaak heeft behandeld.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
[verzoekster] ”
De e-mail bevat geen bijlage.
2.7.
Voor zover verzoekster met deze e-mail heeft bedoeld haar ter zitting van de wrakingskamer gedane wrakingsverzoek te bevestigen, verwijst de wrakingskamer naar hetgeen hiervoor ten aanzien van dat verzoek is overwogen. Voor zover verzoekster met deze e-mail een nieuw wrakingsverzoek heeft willen indienen, laat de wrakingskamer dit verzoek buiten behandeling omdat de gronden waarop het verzoek berust, ontbreken. Daarmee is geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet.
Wrakingsverzoek ten aanzien van de met de behandeling van de zaak belaste raadsheer
2.8.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.9.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb wordt het verzoek gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.10.
Aan het wrakingsverzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat de wederpartij een aantal stukken had meegenomen naar de zitting en die aan de raadsheer mocht laten zien, terwijl verzoekster, die ook stukken had meegenomen, dat niet mocht. Daarmee heeft de raadsheer de schijn van partijdigheid gewekt, aldus verzoekster.
2.11.
De raadsheer heeft in haar schriftelijke reactie opgemerkt dat de heffingsambtenaar ter zitting één pagina uit een taxatierapport heeft laten zien en dat dit taxatierapport door de heffingsambtenaar bij de rechtbank als bijlage bij het verweerschrift is overgelegd.
2.12.
Alvorens wordt toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek dient de wrakingskamer eerst de tijdigheid van het verzoek te beoordelen. Daaromtrent overweegt de wrakingskamer als volgt.
2.13.
De door verzoekster gestelde feiten en omstandigheden hebben zich voorgedaan op de zitting van 24 augustus 2023. Het verzoek tot wraking is op 11 september 2023 ingediend, ongeveer 2,5 week later. Verzoekster heeft hierover ter zitting van de wrakingskamer verklaard dat zij zich na de zitting wilde beraden op eventueel te nemen stappen. Bijzondere omstandigheden die deze termijn kunnen verklaren, heeft zij daarbij niet aangevoerd.
2.14.
Dit betekent dat nu het wrakingsverzoek eerst op 11 september 2023 is ingekomen, dit niet is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeksters bekend zijn geworden. Verzoeksters heeft aldus niet voldaan aan het in artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde vereiste. Om die reden komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.
Wrakingsverbod
2.15.
Omdat verzoekster met de wrakingsverzoeken van 23 oktober 2023 en 24 oktober 2023 ten aanzien van de leden van de wrakingskamer het middel van wraking lichtvaardig en zonder enige grondslag heeft ingezet, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster de verzoeken om wraking met een ander doel heeft gedaan dan waarvoor de wrakingsregeling is bedoeld en dat hiermee sprake is van misbruik van de wrakingsprocedure als bedoeld in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb. Daarom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking met betrekking tot de zaak met nummer ARN-BK 22/1845 niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
– stelt de verzoeken tot wraking van 23 oktober 2023 en 24 oktober 2023, zoals gedaan ten aanzien van de leden van de wrakingskamer van het Hof, buiten behandeling,
– verklaart het verzoek tot wraking van mr. M.M. Breij niet-ontvankelijk, en
– bepaalt dat een nieuw verzoek tot wraking met betrekking tot de zaak met nummer ARNBK 22/1845 niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. J. Sap en mr. W.M. Weerkamp, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.
(E.D. Postema) (A.E. Keulemans)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 8 november 2023.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).