ECLI:NL:GHARL:2023:9525

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
200.304.603/01 en 200.317.920/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en klachtprocedure onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep van betrokkene tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. Betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, heeft een klacht ingediend over zijn gedwongen overplaatsing door zorgaanbieder Stichting [verweerster]. De klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard en een schadevergoeding van € 100,- toegekend. Echter, de rechtbank heeft deze beslissing vernietigd en de klacht ongegrond verklaard. Betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om de afwijzing van zijn schadevergoeding te herzien.

De zaak is complex, omdat er twee verschillende zaaknummers zijn: 200.304.603/01 en 200.317.920/01. In de eerste zaak is betrokkene in hoger beroep gekomen van de beschikking van 28 september 2021, terwijl in de tweede zaak het hoger beroep betrekking heeft op de beschikking van 14 juli 2022. Het hof heeft op 28 september 2023 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het schadevergoedingsverzoek van betrokkene niet ontvankelijk is, omdat de wettelijke regeling bepaalt dat tegen de beslissing over de schadevergoeding geen hoger beroep openstaat. Dit geldt ook voor het incidenteel hoger beroep van de zorgaanbieder. De beslissing van het hof is op 7 november 2023 uitgesproken, waarbij betrokkene en de zorgaanbieder niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun respectieve hoger beroepen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.304.603/01 en 200.317.920/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 136827)
beschikking van 7 november 2023
inzake
[verzoeker](betrokkene),
verblijvende te [verblijfplaats] ,
verzoeker in (het principaal) hoger beroep,
(verweerder in het incidenteel hoger beroep,)
advocaat: mr. G.E.M. Later te Den Haag,
en
Stichting [verweerster]( [verweerster] ),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in (het principaal) hoger beroep,
(verzoekster in het incidenteel hoger beroep,)
advocaat: mr. H. Vorsselman te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

in de zaak met nummer 200.304.603/01
1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 28 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
in de zaak met nummer 200.317.920/01
1.2
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 juli 2022, gewezen na terugverwijzing door de Hoge Raad en uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

in de zaak met nummer 200.304.603/01
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 28 december 2021;
- een brief namens betrokkene van 24 mei 2022 met bijlage(n);
- een brief namens betrokkene van 26 juli 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een brief namens betrokkene van 9 december 2022;
- een journaalbericht namens [verweerster] van 13 december 2022 met bijlage(n);
- een brief namens [verweerster] van 26 september 2023.
in de zaak met nummer 200.317.920/01
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 oktober 2022;
- een brief namens betrokkene van 15 november 2022 met bijlage(n);
- een brief namens betrokkene van 9 december 2022;
- een journaalbericht namens [verweerster] van 13 december 2022 met bijlage(n);
- een brief namens betrokkene van 30 december 2022;
- een brief namens betrokkene van 27 januari 2023 met bijlage(n);
- een brief namens betrokkene van 8 februari 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift;
- een brief namens [verweerster] van 26 september 2023.
2.3
De mondelinge behandeling heeft in beide zaken op 28 september 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren mr. Later namens betrokkene en mr. Vorsselman namens [verweerster] . Tevens was [naam1] , jurist gezondheidsrecht bij [verweerster] , aanwezig. Mr. Later heeft het woord mede gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities.

3.De feiten

3.1
Betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrumstoornissen, andere psychotische stoornissen en bipolaire-stemmingsstoornissen. Aan betrokkene wordt door zorgaanbieder [verweerster] verplichte zorg verleend op basis van een zorgmachtiging ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
3.2
Betrokkene is op 14 juni 2021 overgeplaatst van een accommodatie in [plaats1] naar een andere locatie van [verweerster] : [naam2] . Hij heeft daartegen bij brief van 16 juni 2021 bij de klachtencommissie een klacht ingediend en een verzoek tot schadevergoeding gedaan.
3.3
De klachtencommissie heeft bij beslissing van 30 juni 2021 de klacht van betrokkene over de gedwongen overplaatsing naar [naam2] , formeel gegrond verklaard en een schadevergoeding van € 100,- toegekend.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 28 september 2021 heeft de rechtbank de beslissing van de klachtencommissie vernietigd, de klacht van betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.
3.5
Bij beschikking van 13 mei 2022 heeft de Hoge Raad de bestreden beschikking van de rechtbank van 28 september 2021 vernietigd en het geding terugverwezen naar diezelfde rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
3.6
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking van 14 juli 2022 heeft de rechtbank de klacht van betrokkene gegrond verklaard en de zorgaanbieder veroordeeld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 100,- aan betrokkene.

4.De omvang van het geschil

in de zaak met nummer 200.304.603/01
4.1
Betrokkene is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 28 september 2021.
Betrokkene verzoekt het hof om de bestreden beschikking waar het betreft de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding te vernietigen en alsnog schadevergoeding vast te stellen zoals verzocht, althans zoals die zal worden aangevuld, althans een zodanige beslissing als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
4.2
[verweerster] voert verweer en verzoekt al hetgeen namens betrokkene is verzocht, af te wijzen, de verzochte schadevergoeding af te wijzen en bij wijze van incidenteel hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 14 juli 2022 waar het betreft de toegekende schadevergoeding te vernietigen en een verzoek tot schadevergoeding ten laste van [verweerster] alsnog af te wijzen, dan wel de schadevergoeding te matigen tot een totaalbedrag van niet meer dan € 50,-, althans een bedrag dat het hof billijk voorkomt. Een en ander kosten rechtens.
in de zaak met nummer 200.317.920/01
4.3
Betrokkene is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 juli 2022.
Betrokkene verzoekt het hof om de bestreden beschikking waar het betreft de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding te vernietigen en alsnog verweerder niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
4.4
[verweerster] voert verweer en verzoekt het hof om te bepalen dat zij niet bevoegd is van
het door betrokkene ingediende hoger beroep kennis te nemen, althans de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans het door de betrokkene verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

in beide zaken
5.1
Het schadevergoedingsverzoek van betrokkene is gebaseerd op artikel 10:11 Wvggz. In lid 1 van dat artikel staat dat bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:3 (indiening klacht) tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder kan worden verzocht. Daarvan is in dit geval sprake omdat betrokkene als onderdeel van de klachtprocedure een verzoek tot het toekennen van schadevergoeding heeft gedaan. Zoals onder meer volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 4 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1582, rechtsoverweging 3.3.1) staat er in dat geval geen hoger beroep open tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de schadevergoeding. Het schadevergoedingsverzoek volgt de hoofdzaak (de klacht), waartegen slechts beroep in cassatie kan worden ingesteld. Betrokkene is dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
Datzelfde geldt voor het incidenteel hoger beroep dat is ingesteld door [verweerster] , nog daargelaten dat dat beroep is ingediend in de zaak betreffende de beschikking van 28 september 2021(zaaknummer 200.304.603/01), maar is gericht tegen de beschikking van 14 juli 2022 (zaaknummer 200.317.920/01). Dat er onder de bestreden beschikkingen een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen, maakt dat niet anders. Een (onjuiste) rechtsmiddelenclausule kan de wettelijke regeling in de regel niet opzijzetten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.304.603/01
verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
verklaart [verweerster] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde incidentele hoger beroep;
in de zaak met nummer 200.317.920/01
verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, I.A. Vermeulen en E.F. Groot, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 7 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.