ECLI:NL:GHARL:2023:9438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
200.332.280
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. Lieber
  • R. Prakke-Nieuwenhuizen
  • I.G.M.Th. Weijers-van der Marck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en wilsbekwaamheid in het licht van duurzame ontwrichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de echtscheiding tussen een man en een vrouw. De man had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 8 september 2023, waarin de rechtbank oordeelde dat de vrouw wilsbekwaam was en dat het huwelijk duurzaam ontwricht was. De vrouw, die terminaal ziek is, wenst te scheiden voordat zij komt te overlijden, terwijl de man dit verzet. De rechtbank had op basis van verklaringen van een notaris en een psychiater geconcludeerd dat de vrouw wilsbekwaam was en had de echtscheiding uitgesproken.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof de argumenten van de man, die betoogde dat de vrouw onder druk van haar familie staat en niet wilsbekwaam is, verworpen. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vrouw wilsbekwaam is en dat er geen reden was om aan dit oordeel te twijfelen. De vrouw had immers een psychiater geraadpleegd die haar wilsbekwaamheid bevestigde.

Het hof concludeerde dat de vrouw volhardt in haar wens om te scheiden en dat er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. De man had geen overtuigende argumenten aangedragen die de wilsbekwaamheid van de vrouw in twijfel trokken. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van een verzoek van de vrouw dat niet onder de nevenvoorzieningen viel. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.332.280
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 421399)
beschikking van 21 september 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Janse te Apeldoorn,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. de Jonge te Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 8 september 2023 (hierna ook: de bestreden beschikking), die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft gegeven. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 16 september 2023;
- de brief van mr. Janse van 17 september 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Janse van 18 september 2023;
- een journaalbericht van mr. Janse van 19 september 2023;
- een journaalbericht van mr. De Jonge van 19 september 2023;
- een journaalbericht van mr. De Jonge van 20 september 2023;
- een journaalbericht van mr. De Jonge van 20 september 2023 met een toelichting/aanvulling gronden op het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Janse van 20 september 2023;
- een journaalbericht van mr. De Jonge van 20 september 2023 met wederom een toelichting/aanvulling gronden op het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Janse van 20 september 2023.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 september 2023 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Mr. De Jonge is namens de vrouw verschenen. Ook is [naam1] , broer van de vrouw, verschenen. Het hof heeft de broer van de vrouw als informant aangemerkt.

2.De motivering van de beslissing

kern van de zaak
2.1
Partijen zijn gehuwd [in] 2003 in [woonplaats1] . Zij hebben een zoon van negentien jaar. De vrouw is terminaal ziek en wenst nog van de man te scheiden voordat zij komt te overlijden. De man wil niet scheiden. Hij meent dat de vrouw dat ook niet wil, maar dat zij niet wilsbekwaam is, althans onder druk van haar familie staat.
procedure(s) bij de rechtbank
2.2
Op basis van de inhoud van de verklaring van de notaris en de verklaring van de psychiater, die beiden op 5 september 2023 met de vrouw hebben gesproken, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de vrouw wilsbekwaam is. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak om de wilsbekwaamheid van de vrouw nogmaals te laten toetsen door – zoals de man verzoekt – een VIA-arts. De rechtbank heeft dan ook zijn verzoek tot het benoemen van een VIA-deskundige afgewezen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht en dat is voldaan aan de vereisten die genoemd zijn in artikel 1:151 BW. In het feit dat de vrouw ernstig ziek is heeft de rechtbank aanleiding gezien om de echtscheiding uit te spreken voordat de verzochte nevenvoorzieningen worden behandeld. De rechtbank heeft dus de echtscheiding uitgesproken en de behandeling voor het overige aangehouden.
2.3
In een nadien door de vrouw aangespannen kort geding heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland bij vonnis van 14 september 2023 de man bevolen om, als hij niet uiterlijk maandag 18 september 2023 om 9.00 uur hoger beroep heeft ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking, voor 18 september 2023 om 10.00 uur aan de advocaat van de vrouw een akte van berusting te verstrekken met bepaling dat wanneer de man
niet aan deze veroordeling voldoet dit vonnis in de plaats treedt van zijn handtekening en medewerking. De man heeft hoger beroep tegen dat vonnis ingesteld.
procedure bij het gerechtshof
2.4
De man is tegen de uitspraak over de echtscheiding van 8 september 2023 in hoger beroep gekomen. Hij heeft het hof verzocht om de vrouw alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot echtscheiding, dan wel haar verzoek af te wijzen, dan wel zijn verzoek een deskundigenonderzoek te gelasten door een arts van [naam2] te [plaats1] , dan wel een andere VIA-geregistreerde deskundige, alsnog toe te wijzen. De man heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrouw wilsbekwaam is (grief I) en dat het huwelijk duurzaam is ontwricht (grief II).
2.5
De vrouw heeft verweer gevoerd en is ook tegen de uitspraak in hoger beroep gekomen. Zij heeft na aanpassing/aanvulling het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om de verzoeken van de man in hoger beroep af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en primair te bepalen dat de te geven beschikking in de plaats treedt van de handtekening en de medewerking van de man aan het met spoed inschrijven van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (door het ondertekenen van een akte van berusting), subsidiair de man te veroordelen om binnen een uur na de te geven beschikking aan de advocaat van de vrouw een door hem ondertekende akte van berusting te verstrekken, die op de gebruikelijke wijze is opgesteld en waarmee de man verklaart: ‘kennis te hebben genomen van de beschikking van 8 september 2023 met zaaknummer C/05/421399 / FZ RK 23-1973 van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, waarbij tussen hem en mevrouw [verweerster] de echtscheiding is uitgesproken en daarin te berusten voor zover het de echtscheiding betreft en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] verzoekt de echtscheiding in te schrijven’. Tot slot verzoekt de vrouw te bepalen dat indien de man hier niet aan voldoet, de in deze te geven beschikking in de plaats treedt van de handtekening en de medewerking van de man aan het met spoed inschrijven van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (door het ondertekenen van een akte van berusting) en de man te veroordelen in de kosten van de procedure. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat haar nog een korte tijd rest en dat er geen tijd te verliezen is. Dat zijn bijzondere omstandigheden die maken dat zij er belang bij heeft dat de beschikking in hoger beroep wordt bekrachtigd en – indien de man geen medewerking verleent aan het opstellen van een akte van berusting – in de plaats treedt van de handtekening van de man en zijn medewerking aan inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
de beoordeling in hoger beroep
de wilsbekwaamheid van de vrouw
2.6
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. De man heeft naar het oordeel van het hof ook in hoger beroep niets aangevoerd op grond waarvan toch aan de wilsbekwaamheid van de vrouw ten aanzien van de echtscheiding zou moeten worden getwijfeld. Dat de vrouw terminaal is, betekent niet dat zij wilsonbekwaam is. De vrouw heeft een psychiater geraadpleegd en deze heeft verklaard dat de vrouw wilsbekwaam is. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan het oordeel van deze arts, ook al heeft het onderzoek via video-consult plaatsgevonden. Als uitgangspunt geldt dat iedereen in principe wilsbekwaam is, totdat het tegendeel bewezen is. De argumenten van de man die het bewijs van het tegendeel door middel van een tegenonderzoek zouden moeten leveren, overtuigen het hof in het geheel niet. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek is gelet op het vorenstaande naar het oordeel van het hof geen plaats.
de duurzame ontwrichting
2.7
De man handhaaft zijn verweer dat geen sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk.
2.8
Op grond van artikel 1:151 BW wordt de echtscheiding op verzoek van één van de echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam ontwricht is. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. Indien een echtgenoot gemotiveerd stelt en daarbij volhardt dat hij niet meer met zijn echtgenoot kan samenleven, zal dit voor de rechter vrijwel altijd een beslissende aanwijzing zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht waardoor aan (verdere) bewijslevering niet meer wordt toegekomen. [1]
2.9
Uit de memorie van toelichting bij artikel 1:151 BW volgt dat "als de eisende echtgenoot onder aanvoering van gronden stelt en blijft stellen dat hij, hoe ook, met de gedaagde echtgenoot niet meer kan samenleven, dit door de rechter moet worden opgevat als een zeer ernstige aanwijzing dat de toestand van 'duurzame ontwrichting' inderdaad bestaat" (
Kamerstukken II1970/71, 10 213, 9, p. 2).
2.1
Het hof stelt vast dat de vrouw ook in hoger beroep volhardt in haar wens om van de man te scheiden. Ter zitting is door de advocaat van de vrouw uitdrukkelijk verklaard dat de vrouw niet meer met de man getrouwd wil blijven. Zij wenst alvorens zij overlijdt gescheiden te zijn en wenst dus niet meer met de man getrouwd te zijn. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof sprake van duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen. Zoals hiervoor is overwogen is niet vast komen te staan dat de vrouw wilsonbekwaam is en de gevolgen van de echtscheiding niet zou kunnen overzien. Dat betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken.
uitvoerbaar bij voorraad
2.11
De echtscheidingsbeschikking kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Ingevolge artikel 1:163 lid 1 BW komt de echtscheiding tot stand door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Artikel 1:20 lid 2 BW stelt daarvoor de eis dat de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde is gegaan, met andere woorden onherroepelijk is geworden. Dat is de achtergrond waarom een echtscheiding niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. [2]
beschikking in de plaats van de handtekening en medewerking van de man
2.12
Het hof is niet bevoegd kennis te nemen van het verzoek van de vrouw dat hiervoor onder 2.5 is verwoord en zal zich op dat punt onbevoegd verklaren (artikel 72 Rv). Dat verzoek betreft niet een nevenvoorziening bij een verzoek tot echtscheiding. Het verzoek van de vrouw komt erop neer dat de man wordt veroordeeld te berusten in de beschikking van het hof en dat reële executie daarvan mogelijk wordt gemaakt. Dit is een rechtsvordering die moet worden ingesteld bij de rechtbank via de dagvaardingsprocedure. Gelet op de omstandigheden van deze zaak is verwijzing naar het oordeel van het hof niet opportuun (artikel 73 Rv).
conclusie
2.13
De conclusie is dat de hoger beroepen falen en de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
2.14
Het hof ziet aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep tussen partijen te compenseren.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
3.1
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Zutphen) van 8 september 2023
3.2
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep;
3.3
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en I.G.M.Th. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. G.J. Heuvelink als griffier en is op 21 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 6 december 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2222, NJ 1997/189.
2.HR 7 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9874 rov. 3.2.