ECLI:NL:HR:2011:BP9874
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen echtscheidingsbeschikking en belang bij cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheidingsbeschikking. De man, verzoeker tot cassatie, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Arnhem, waarin de echtscheiding was uitgesproken. De vrouw, verweerder in cassatie, had incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de man, ondanks de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, belang had bij zijn hoger beroep. Dit belang was gebaseerd op het feit dat de echtscheiding pas tot stand komt door inschrijving van een echtscheidingsbeschikking die in kracht van gewijsde is gegaan, zoals bepaald in artikel 1:163 lid 1 in verbinding met artikel 1:20 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en de gevolgen daarvan voor de partijen. De man had in zijn hoger beroep onder andere gegriefd tegen de alimentatieverplichting die door de rechtbank was opgelegd, maar het hof had hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de echtscheidingsuitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had aangenomen dat de man geen belang had bij dit deel van zijn appel.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging en verwijzing in het principale beroep en tot verwerping in het incidentele beroep. De Hoge Raad volgde deze conclusie in zijn uitspraak.