ECLI:NL:GHARL:2023:9099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
P23/0245
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 26 juni 2023. De rechtbank had bepaald dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist was. De veroordeelde had een verzoekschrift tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel ingediend, maar dit verzoek was te vroeg ingediend, binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet had opgemerkt dat het verzoek te vroeg was ingediend en het verzoek inhoudelijk had behandeld. Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Het hof benadrukte dat de ontijdigheid van het verzoek niet hersteld kan worden door het verzoek mondeling te herhalen tijdens de zitting. De wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek is van openbare orde en fataal, wat betekent dat een verzoek dat te vroeg is ingediend niet alsnog tijdig kan worden verklaard. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de raden waren buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P23/0245
Beslissing van 28 september 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[de veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
verblijvende in [PI] , locatie [locatie] te [plaats] ,
verder te noemen: de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 26 juni 2023. Deze beslissing houdt in dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) vereist is.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het e-mailbericht van mr. I.R. Rigter dat op 2 mei 2023 is verzonden naar de griffie van de rechtbank Noord-Holland, met als bijlage het namens de veroordeelde ingediende verzoekschrift van 29 april 2023;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 7 juli 2023, waarbij de veroordeelde beroep heeft ingesteld;
  • het e-mailbericht van advocaat-generaal mr. R.J.A. Segerink van 21 september 2023, inhoudende het verzoek de daarbij gevoegde stukken in het dossier te voegen, met als bijlagen de akte van het instellen van het cassatieberoep en de akte van het intrekken van het cassatieberoep van de veroordeelde.
Het hof heeft ter zitting van 28 september 2023 gehoord de advocaat-generaal mr. R.J.A. Segerink en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam.

De ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse toetsing

Ingevolge artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan een veroordeelde, indien de rechter bij het opleggen van de ISD-maatregel niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist.
Aan de veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 oktober 2022 de ISD-maatregel opgelegd. Tegen deze beslissing heeft de veroordeelde beroep in cassatie ingesteld, Dit beroep heeft hij op 3 november 2022 ingetrokken. Deze beslissing van het hof is daarmee op die dag onherroepelijk geworden. De veroordeelde heeft op 2 mei 2023 een op 29 april 2023 gedateerd verzoek om tussentijdse beoordeling van de maatregel ingediend.
Ter zitting van 28 september heeft het hof de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse beoordeling aan de orde gesteld.
De raadsman van de veroordeelde heeft naar voren gebracht dat de datum 29 april 2023 abusievelijk is vermeld in het verzoekschrift dat met zijn e-mailbericht van 2 mei 2023 op die datum is ingediend bij de rechtbank. Verder heeft hij gesteld dat artikel 6:6:14, eerste lid, Sv niet de eis stelt dat het verzoek tot beoordeling van de noodzaak tot voorzetting van de ISD-maatregel schriftelijk wordt ingediend. Het verzoek om de ISD-maatregel tussentijds te beëindigen is ook mondeling gedaan ter zitting van de rechtbank op 12 juni 2023. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet te vroeg is ingediend.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek wel te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde daarom daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof stelt vast dat het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 oktober 2022 door de intrekking van het daartegen ingestelde cassatieberoep op 3 november 2022 onherroepelijk is geworden. Vanaf 3 november 2023 is de ISD-maatregel ten uitvoer gelegd.
Het verzoekschrift tot tussentijdse beoordeling is ingediend bij een e-mailbericht van de raadsman dat op 2 mei 2023 om 11:46 uur is verzonden naar en ontvangen door de griffie van de rechtbank Noord-Holland. Dit verzoekschrift is derhalve binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ingediend. De rechtbank heeft dit kennelijk niet opgemerkt en het verzoek inhoudelijk behandeld en bij de beslissing waarvan beroep bepaald dat tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing van de veroordeelde in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet. Hiermee is de ontijdigheid evenwel niet hersteld.
De ontijdigheid van het verzoekschrift kan naar het oordeel van het hof ook niet worden hersteld door het daarin vermelde verzoek ter zitting van de rechtbank mondeling te herhalen. Eerder al oordeelde het hof dat een herhaalde inzending van hetzelfde schriftelijke verzoek niet maakt dat een verzoek alsnog tijdig is gedaan (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7345). De wettelijke termijn is van openbare orde en daarmee fataal. Een andere opvatting betekent dat (herstel steeds mogelijk is en dat) de wettelijke termijn van elke betekenis wordt ontdaan.
Het hof is daarom van oordeel dat het verzoek te vroeg is ingediend en dat de veroordeelde niet-ontvankelijk is in dat verzoek. Het hof zal daarom de beslissing waarvan beroep vernietigen en de veroordeelde alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 26 juni 2023 met betrekking tot de veroordeelde,
[de veroordeelde].
Verklaart de veroordeelde
niet-ontvankelijkin het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en drs. A.W.T.M. Vissers en drs. I.E. Troost, raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans, griffier,
en op 28 september 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.