Uitspraak
[de werknemer]
[de werkgeefster]
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [de werknemer] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 april 2022. De kantonrechter had de verzoeken van [de werknemer] afgewezen, waarbij hij onder andere verzocht om vast te stellen dat de cao Interieurbouw en Meubelindustrie van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst en dat [de werkgeefster] onder het verplichtstellingsbesluit van het Bedrijfstakpensioenfonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven valt. De kantonrechter oordeelde dat [de werknemer] niet aan zijn stelplicht had voldaan en dat de werkgeefster niet onder de cao valt, omdat zij zich niet hoofdzakelijk bezighoudt met de in de cao genoemde werkzaamheden.
In hoger beroep heeft het hof de verzoeken van [de werknemer] opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de verzoeken van [de werknemer] zijn afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de werkgeefster, die al 30 jaar interieurs ontwerpt en uitvoert, niet onder de werkingssfeer van de cao valt. De cao is alleen van toepassing op ondernemingen die hoofdzakelijk de in de cao genoemde werkzaamheden verrichten. Het hof heeft ook de argumenten van [de werknemer] over de betrokkenheid van andere werknemers en stagiaires in de beoordeling meegenomen, maar heeft geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de werkingssfeer van de cao op de werkgeefster van toepassing te verklaren.
De slotsom is dat het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigt en [de werknemer] veroordeelt in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 783,- voor griffierecht en € 2.366,- voor het salaris van de advocaat van [de werkgeefster].