In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een erfrechtelijk geschil. De appellant, die als legitimaris in de nalatenschap van zijn vader optreedt, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. De appellant stelt dat hij benadeeld is doordat zijn vader drie maanden voor zijn overlijden zijn woning heeft overgedragen aan zijn voormalige boekhouder, onder voorbehoud van gebruik en bewoning voor zijn vader en diens partner. De kern van de zaak draait om de vraag of deze transactie als een onrechtmatige daad kan worden aangemerkt en of de gift die hierin besloten ligt, moet worden meegeteld bij de berekening van de legitieme portie van de appellant.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gift aan de partner van de erflater niet in aanmerking hoeft te worden genomen bij de berekening van de legitieme portie, omdat de erflater een morele onderhoudsplicht had jegens zijn partner. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de appellant niet heeft aangetoond dat de partner onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof concludeert dat de gift, die voortvloeit uit de morele verplichting van de erflater, niet meetelt bij de legitieme portie. De vorderingen van de appellant worden afgewezen en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant ook wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.