ECLI:NL:GHARL:2023:8328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
TBS P23/170
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na eerdere behandelpogingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 2 mei 2023. De rechtbank had bepaald dat de terbeschikkinggestelde, geboren op 16 februari 1971 en verblijvende in P.I. Alphen, alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. Dit besluit volgde op eerdere behandelpogingen die niet succesvol waren gebleken. De terbeschikkinggestelde was eerder veroordeeld voor bedreiging en brandstichting, en had voorwaarden opgelegd gekregen die hij niet had nageleefd. Het hof heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. M.T. Mantz, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, en deskundigen. De reclassering had aangegeven dat er een hoog recidiverisico was en dat eerdere behandelingen in forensische klinieken niet effectief waren geweest. Het hof concludeerde dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen en dat de terbeschikkinggestelde niet in staat was om zich aan de voorwaarden te houden. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden, en wees het verzoek van de terbeschikkinggestelde om een deskundige te horen af. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de terbeschikkinggestelde zelf.

Uitspraak

TBS P23/170
Beslissing van 21 september 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op 16 februari 1971,
verblijvende in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 2 mei 2023. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd en - impliciet - afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 8 mei 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van [instelling 1] van 29 augustus 2023.
Het hof heeft ter zitting van 7 september 2023 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.T. Mantz, advocaat te ‘s-Gravenhage en de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Voorts heeft het hof ter zitting (via videoverbinding) als deskundige gehoord [deskundige] , reclasseringswerker bij [instelling 1] .

Overwegingen

Procesverloop
De terbeschikkinggestelde is op 28 december 2021 door de rechtbank Den Haag veroordeeld wegens - kort gezegd - bedreiging en brandstichting met gevaar voor goederen waarbij de betrokkene ter beschikking is gesteld en voorwaarden zijn gesteld, welke voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Eén van de voorwaarden betrof opname in een nader te bepalen forensische klinische instelling.
Op 29 september 2022 heeft de officier van justitie een vordering ingediend, die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Op 29 september 2022 heeft de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van overheidswege bevolen. Op 31 januari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.
Op 3 april 2023 heeft de officier van justitie wederom een vordering ingediend, die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechter-commissaris heeft op 3 april 2023 de voorlopige verpleging van overheidswege bevolen. Op 2 mei 2023 heeft de rechtbank de verpleging van overheidswege bevolen. De terbeschikkinggestelde heeft tegen deze laatste beslissing het onderhavige hoger beroep ingesteld.
Het standpunt van de reclassering
Uit het rapport van de reclassering van 31 maart 2023 volgt dat de terbeschikkinggestelde op 3 februari 2022 is begonnen aan zijn behandeling bij Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [instelling 2] . Wegens agressief gedrag richting sociotherapie, onttrekking aan het toezicht en behandeling en terugval in alcohol- en cannabisgebruik is de behandeling vroegtijdig afgebroken. Op 1 februari 2023 is de terbeschikkinggestelde voor een tweede behandelpoging geplaatst in FPK [instelling 3] . Ook in deze kliniek werkt de terbeschikkinggestelde niet mee aan de behandeling en bij het oplopen van frustraties toont hij grensoverschrijdend gedrag (ageren, schelden, dreigen) naar het begeleidend personeel. Met de inzet van een crisismaatregel op 9 maart 2023, persoonsgerichte aanpak en aanpassing van de medicatie heeft de kliniek geprobeerd de problematiek van de terbeschikkinggestelde te stabiliseren en de samenwerking vlot te trekken. Dit is echter niet gelukt en ook deze behandeling is vroegtijdig beëindigd.
De reclassering is van oordeel dat er een hoog recidiverisico is. De terbeschikkinggestelde heeft in het huidige kader reeds verschillende behandelpogingen doorlopen, waarbij twee keer een plaatsing in een FPK, wat niet afdoende bleek om de complexe problematiek te doorbreken. Met de kliniek acht de reclassering een langdurig (behandel) traject noodzakelijk om bij de terbeschikkinggestelde een gedragsverandering te bewerkstelligen.
De reclassering acht het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden te licht en de klinische setting van een FPK niet de behandelsetting om risico’s voldoende te kunnen indammen. De reclassering heeft mogelijkheden voor een herplaatsing voorgelegd aan het IFZ (Indicatiestelling Forensische Zorg) en de DIZ (Divisie Individuele zaken). Ook is er een nieuwe indicatiestelling aangevraagd, maar er werden geen mogelijkheden gezien voor een herplaatsing in een andere klinische setting in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Uit het nadere advies van 29 augustus 2023 van de reclassering volgt dat op verzoek van de reclassering het DIZ alsnog een nieuwe indicatie heeft afgegeven om de mogelijkheden van een herplaatsing in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken. In dat kader zijn [instelling 4] , [instelling 5] en [instelling 6] benaderd door het DIZ met de vraag of een derde behandelpoging binnen hun FPK mogelijk was. Alle drie de instellingen hebben de reclassering hierop laten weten hiertoe geen mogelijkheden te zien.
Ter zitting in hoger beroep heeft de deskundige Heinemans het standpunt van de reclassering herhaald en aangegeven geen mogelijkheden te zien voor een herplaatsing in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde wil verder worden behandeld in het kader van de aan hem opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering geeft aan geen mogelijkheden meer te zien en ook andere klinieken waaronder [instelling 6] zien geen behandelmogelijkheden binnen hun FPK. Uit de update blijkt echter dat [instelling 6] de overwegingen waarom zij geen mogelijkheden tot opname zien tot op heden niet inzichtelijk heeft gemaakt. Daarbij komt dat de indexdelicten een omzetting naar een verpleging van overheidswege niet waard zijn. Het alsnog van overheidswege verplegen is een te zware maatregel. De terbeschikkinggestelde heeft hulp en behandeling nodig en dit kan ook in een lichter kader. De terbeschikkinggestelde is gemotiveerd om aan zijn problemen te werken en hij is bereid aan alle voorwaarden te voldoen
Primair heeft de raadsman verzocht om de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de beslissing op de vordering aan te houden teneinde op de volgende zitting een deskundige van [instelling 6] te horen over de redenen waarom zij geen mogelijkheid tot opname zien binnen hun FPK.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De opleggingsrechter heeft in het vonnis van 28 december 2021 bepaald dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gemaximeerd is tot een periode van vier jaar. Deze maximale termijn speelt echter pas in die situatie dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd en betreft dan de verpleging van overheidswege. Een opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden kan altijd een periode van negen jaren duren. (zie ECLI:NL:GHARL: 2022: 1699 en ECLI:NL:GHARL:2023:319).
Op 1 februari 2023 is de terbeschikkinggestelde aan zijn tweede behandelpoging begonnen, na overtreding van de voorwaarden in de eerste kliniek. Ook in de nieuwe kliniek heeft de terbeschikkinggestelde zich niet aan de voorwaarden gehouden. Hij hield zich niet aan de huisregels, vertoonde grensoverschrijdend gedrag richting personeel en was slecht te begrenzen. Hij is niet in staat gebleken om zich in te zetten voor de behandeling. Er is sprake van een stoornis en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Er zijn verschillende klinische behandelingen ingezet, maar die hebben niet bijgedragen om een gedrags-verandering te bewerkstelligen en het recidiverisico te verminderen. Een crisismaatregel heeft hierin ook geen verandering kunnen brengen. Een behandeling binnen een intern vrijwillig kader is niet mogelijk gebleken. Ter zitting heeft de deskundige dit bevestigd. Uit de update van de reclassering komt naar voren dat er geen enkele instelling bereid is de terbeschikkinggestelde op te nemen voor een derde behandelpoging in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De problematiek van de terbeschikkinggestelde vereist een langdurige behandeling in een gecontroleerde en beveiligde omgeving. Het huidige juridische kader is niet toereikend gebleken. Toewijzing van de vordering om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te laten verplegen is de enige manier om verandering te bewerkstelligen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen aanhouding van de behandeling om een deskundige van [instelling 6] te horen over de overwegingen die hebben geleid tot de beslissing dat [instelling 6] geen mogelijkheden tot opname zag binnen hun FPK. Daartoe bestaat geen noodzaak.
Het oordeel van het hof
Verbeterd lezen van het dictum van de beslissing waarvan beroep
De rechtbank heeft weliswaar overwogen dat zij het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden afwijst, maar heeft verzuimd deze beslissing in het dictum op te nemen. Het hof ziet dit als een kennelijke verschrijving en zal de beslissing in die zin verbeterd lezen.
Afwijzen verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek om een deskundige van [instelling 6] ter zitting te horen, wordt afgewezen, omdat de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Bevestigen met aanvulling van gronden
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist tot omzetting van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Het hof stelt vast dat tot twee keer toe is getracht de terbeschikkinggestelde te behandelen binnen een FPK. Beiden keren heeft dit binnen enkele maanden geleid tot een situatie waarin voortzetting van de behandeling in de FPK in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet verantwoord was. Er was sprake van grensoverschrijdend gedrag en het in snel tempo oplopen van risico’s voor personeel en voor hemzelf. Volgens de reclassering is de beoogde behandeling in de FPK niet de juiste behandelsetting voor de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde beschikt niet over het vermogen om
om te gaan met het vrijwillige karakter van voorwaarden. De behandeling is tot nu toe onvoldoende van de grond gekomen door het gedrag en de houding van de terbeschikkinggestelde en daardoor is het recidiverisico nog onverminderd hoog. Gelet op de bij de terbeschikkinggestelde vastgestelde stoornis en het daaraan gekoppelde recidiverisico kan worden gesteld dat het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist. De inspanningen van de reclassering om te onderzoeken of een derde behandelpoging mogelijk was in een andere kliniek, heeft vervolgens niets opgeleverd. Het hof ziet geen aanleiding om een deskundige van [instelling 6] hierover te horen. Daarom ziet het hof, net als de rechtbank, geen andere mogelijkheid dan alsnog het bevel te geven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege moet worden verpleegd.
Indexdelict en aanvang vier-jaarstermijn
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank te Den Haag
van 28 december 2021 door de rechtbank Den Haag is veroordeeld wegens
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en
bedreiging met brandstichting.
- opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen.
Het vonnis van de opleggingsrechter van 28 december 2021, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden werd opgelegd, bevat onder meer de volgende overweging:

Duur van de TBS met voorwaarden
De TBS met voorwaarden heeft, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38e, tweede lid, Sr, een maximale duur van negen jaren. Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is ten aanzien van de bewezen verklaarde bedreiging en brandstichting. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft een verbale bedreiging geuit, die niet is voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd door niet-verbaal gedrag dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde en waardoor aannemelijk is geworden dat de bedreiging ook daadwerkelijk ten uitvoer zou worden gebracht. Ten aanzien van de brandstichting is niet vast komen te staan dat die gevaar voor personen heeft veroorzaakt of dat het gevaar voor personen voorzienbaar was. Aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling, zal de rechtbank aan de verdachte een TBS met voorwaarden voor de duur van maximaal vier jaren opleggen”.
Het hof overweegt dat de totale duur van een terbeschikkingstelling met voorwaarden maximaal negen jaar bedraagt (artikel 38e lid 2 Wetboek van Strafrecht). Dat is ook het geval wanneer deze maatregel is opgelegd voor een niet-geweldsmisdrijf (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1699). De opleggingsrechter kan de wettelijk bepaalde maximale termijn niet verkorten. De overweging van de opleggingsrechter in deze zaak moet worden gelezen in de context van de wet en de rechtspraak en kan niet anders betekenen dan dat een terbeschikkingstelling met verpleging na (eventuele) omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden beperkt is tot vier jaar.
Indien, zoals in deze zaak, de beslissing tot omzetting is voorafgegaan door een bevel voorlopige verpleging, wordt als aanvangsdatum genomen de dag dat de vrijheidsbeneming op grond van het bevel tot voorlopige verpleging is begonnen (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022: 2928). In dit geval is dat 3 april 2023.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het horen ter zitting van een deskundige van [instelling 6] .
Bevestigt met aanvulling van grondenals voormeld de beslissing van de rechtbank Den Haag van 2 mei 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. W.A. Holland, raadsheren,
en drs. R.A. Graaff en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 21 september 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.