Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof: 200.319.136
1.1. De voorgeschiedenis
Tegen dat vonnis (hierna te noemen: het strafvonnis) is [appellant] op 9 september 2022 in hoger beroep gekomen bij dit hof. [appellant] heeft de gronden van dat hoger beroep aangevoerd in een op 12 januari 2023 bij het hof ingediend schrijven (appelschriftuur).
1.6 Bij vonnis van 16 november 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] eindigt met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst en verstaan dat voor de vorderingen ten aanzien waarvan die regeling heeft gewerkt en voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, geen schone lei wordt verleend, zodat die vorderingen weer afdwingbaar zijn. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.2. De procedure bij het hof
13 januari 2023 van mr. Van Schravendijk.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
In afwijking daarvan kan de rechter de termijn op ten hoogste vijf jaar stellen (art. 349a lid 1, tweede zin, Fw), bijvoorbeeld indien de mate van verwijtbaarheid van de schuldenlast daartoe aanleiding geeft (Kamerstukken II 2005-2006, 29 942, nr. 7, p. 84).
De rechter-commissaris kan bij schriftelijke beschikking de termijn ambtshalve, dan wel op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar, of een of meer schuldeisers wijzigen. De termijn bedraagt dan ten hoogste vijf jaar (art. 349a lid 2 Fw). Ook bij de beoordeling of tussentijdse beëindiging is aangewezen (art. 350 Fw) of bij het einde van de looptijd (art. 352 Fw) kan de rechter de termijn verlengen tot ten hoogste vijf jaar (art. 349a lid 3 Fw).
2 jaar tot 6 november 2022.
De rechter kan daarbij op grond van artikel 354 lid 2 Fw bepalen dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing moet blijven. Of sprake is van een tekortkoming die aan het verlenen van schone lei in de weg staat, moet het hof vaststellen door weging van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden. Weliswaar komt aan het strafvonnis geen dwingende bewijskracht toe, maar wel vrije bewijskracht zodat het hof dit strafvonnis wel in zijn overweging betrekt.
Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat gedurende de hele dag en avond op de camerabeelden geen andere arriverende of vertrekkende mensen of voertuigen te zien zijn. Verder concludeert de rechtbank dat er een zeer kort tijdsbestek zit tussen het arriveren van de bedoelde auto bij de loods en de afsluiting van de toegangsdeuren en wegen tot die loods door de politie. Het arrestatieteam heeft in de loods drie personen aangetroffen, onder wie [appellant] , en de rechtbank acht het onaannemelijk dat het pand gelet op de veiligheidsrisico’s passend bij de feiten en omstandigheden die op het moment van de inval bekend waren, daarna onvoldoende grondig is doorzocht en dat er zich dus nog andere personen in het pand zouden hebben bevonden.
“Tot slot overweegt de rechtbank het volgende over het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij in de loods aanwezig was voor een feestje. De rechtbank schuift deze alternatieve lezing als onaannemelijk terzijde. Verdachte kan allereerst niet benoemen hoe laat hij op 7 augustus 2020 bij de loods is aangekomen. Ter terechtzitting van 18 augustus 2022 zijn door de verdediging afschriften van delen uit WhatsApp-gesprekken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verdachte de avond van 7 augustus 2020 met een aantal vrouwen in de loods zou hebben afgesproken voor een feestje. Deze delen uit WhatsApp-gesprekken zijn echter multi-interpretabel en bovendien onvoldoende concreet.In geen enkel gesprek wordt er concreet een afspraak gemaakt voor een feestje op 7 augustus 2020. Ook wordt er niet gesproken over de loods als feestlocatie. Op basis van het door verdachte verstrekte WhatsApp-gesprek met een persoon met de gebruikersnaam [naam3] , maakt de rechtbank bovendien op dat de afspraak met [naam3] op een andere locatie had moeten plaatsvinden en dus niet in de loods.
4.De beslissing
16 november 2022.