In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De zaak betreft Apotheek De Gaarde B.V., die hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had De Gaarde veroordeeld tot betaling van € 13.397,04 aan de geïntimeerde, die onder de naam [naam1] handelt. Na het leggen van executoriaal derdenbeslag door de geïntimeerde op vorderingen van De Gaarde, heeft De Gaarde een kort geding aangespannen om het beslag op te heffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van De Gaarde afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, omdat het kort geding als onnodig werd beschouwd.
In hoger beroep heeft De Gaarde betoogd dat de geïntimeerde alsnog in de kosten van de procedure in kort geding in eerste aanleg moet worden veroordeeld. De ontvankelijkheid van het hoger beroep werd in twijfel getrokken door de geïntimeerde, die stelde dat de appelgrens van artikel 332 lid 1 Rv niet was overschreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering van De Gaarde, die betrekking had op de proceskosten, de appelgrens van € 1.750,- overschrijdt. Het hof heeft De Gaarde ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven. De beslissing van het hof is gebaseerd op de vaststelling dat de proceskosten aan de zijde van De Gaarde in eerste aanleg in totaal € 2.098,39 bedragen, wat de appelgrens overschrijdt. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.