ECLI:NL:GHARL:2023:7882
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beklag over beslag ex art. 552a Sv met betrekking tot conservatoir inbeslaggenomen voorwerpen en ontnemingsmaatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2023 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klaagster, die bezwaar maakte tegen het beslag dat was gelegd op haar onroerende en roerende zaken op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Het beslag was gelegd ter bewaring van het recht tot verhaal van een op te leggen ontnemingsmaatregel. Klaagster was in gemeenschap van goederen gehuwd met belanghebbende, op wie ook beslag was gelegd. Het hof oordeelde dat de voortzetting van het beslag niet in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het hof concludeerde dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat klaagster een betalingsverplichting zou krijgen die hoger was dan de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen, die in totaal € 55.140,97 bedroeg. Daarom werd het beklag gegrond verklaard en werd de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen gelast.
De zaak begon met het leggen van beslag op de onroerende zaken van klaagster en belanghebbende, waaronder een woning die inmiddels was verkocht. De advocaat-generaal en klaagster waren aanwezig tijdens de behandeling van het klaagschrift. Het hof heeft de relevante gegevens en de context van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere vonnissen en de ontnemingsmaatregel die aan belanghebbende was opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen redelijke verhouding bestond tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de hoogte van een eventuele betalingsverplichting, wat leidde tot de beslissing om het beslag op te heffen en de voorwerpen terug te geven aan klaagster.