Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten],
ING,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De kern van de zaak en de beslissing van de rechtbank
Definitieve beschikking voor het afbetalen van uw private schulden’ blijkt dat SBN de schuld van [appellanten] aan ING voor een totaalbedrag van € 59.399,12 zal afbetalen. Dit bedrag is door ING ontvangen in september 2022.
4.Het oordeel van het hof
inmiddels bekend is geworden dat alle door de toeslagenaffaire getroffen personen door de overheid worden gecompenseerd via de SBN’, waarbij zij vraagt of [appellanten] het hoger beroep willen laten doorgaan. De advocaat van [appellanten] antwoordt daarop: ‘
Wij kunnen toch afspreken wat er afgesproken is dat het bedrag van de 1e instantie de klanten kwijtgescholden is, dat er over en weer niets te vorderen is, de kosten dienen te worden gecompenseerd en dat de zaak bij het Hof doorgehaald kan worden, dat is pas een concreet gebaar.’ Op 9 maart 2022 stuurt de advocaat van [appellanten] een herinnering en op 14 maart 2022 reageert de incassogemachtigde van ING met de mededeling dat hij uit het vonnis van 14 juli 2022 afleidt dat er geen sprake is van een afspraak. Op dat moment heeft zich nog geen advocaat voor ING gesteld en zijn in het hoger beroep nog geen kosten door ING gemaakt. Omdat de dagvaarding door [appellanten] wordt aangebracht stelt zich op de rolzitting van 17 mei 2022 een advocaat voor ING en op dat moment wordt griffierecht aan ING in rekening gebracht. Op 26 juli 2022 krijgen [appellanten] dan bericht van SBN dat hun schuld aan ING zal worden ingelost. Op diezelfde datum verwijst het gerechtshof Amsterdam de zaak naar dit hof. Ondanks de brief van SBN brengen [appellanten] de zaak toch aan bij dit hof en nemen zij de memorie van grieven c.q. akte status quo, waarna ING zich genoodzaakt ziet een memorie van antwoord te nemen.