Uitspraak
1.[appellant]
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
- [het familiebedrijf] (het familiebedrijf van [geïntimeerde1] , via de website)
- Christelijke Hogeschool Ede (relatie van het familiebedrijf van [geïntimeerde1] , via de website)
- Hogeschool Avans (relatie van het familiebedrijf van [geïntimeerde1] , via de website)
- Stichting Evangelisch Meldpunt SEM (aan de vertrouwenspersoon)
- hoofdkantoor CDA (waar [geïntimeerde1] actief was)
- CDA ledendesk
- de Stinskerk in Zwolle (waar [geïntimeerde1] predikte)
- gemeenteraadsleden CDA Overijssel
- Stichting Sprank (zorginstelling waar [geïntimeerde2] werkzaam is, via de website)
- Protestantse Kerk Nederland (PKN)
- Hour of Power – [naam1] (via de website)
Ik ben op de hoogte van alle mails en berichten die [appellant] stuurt. [appellant] en ik
'Uitgepreekt', een dringend verzoek om [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] nooit meer te laten preken.” Naast diverse uitlatingen over [geïntimeerde1] die vergelijkbaar zijn aan de eerdere berichten die hiervoor zijn genoemd, schrijft [appellant] in dit bericht ook over [geïntimeerde2] . Hij schrijft dat zij ook overspel heeft gepleegd en verzoekt PKN om haar te schorsen en haar uit haar ambt als predikante te zetten. Verder op in dit bericht aan PKN schrijft [appellant] : “
Tot slot: deze missie om grondig onderzoek te doen naar deze 'nep -christenen' en hen een halt toe te roepen, was in eerste instantie een persoonlijke missie van ondergetekende. Doch deze missie wordt thans gedeeld door [appellante] , mijn wederhelft. Onze boodschap en ons verzoek is duidelijk. Deze twee 'christenen' mogen nooit meer op de kansel preken.”Hij ondertekent vervolgens “
mede namens mijn wederhelft”. Hij heeft de advocaat van [de echtgenoten] op diezelfde dag meegedeeld “
zijn interne kerkelijke strijd” voort te zetten. Per e-mail van 18 augustus 2021 schrijft de jurist van PKN dat de zaak, zoals hij ook al eerder had laten weten, is afgehandeld en verzoekt hij [appellant] om te stoppen met het sturen van dergelijke berichten aan (wie dan ook binnen) PKN. Daarop antwoordt [appellant] op 19 augustus 2021 dat hij de e-mail van 18 augustus formeel als niet verzonden beschouwd en verzoekt hij zijn klacht aan zijn superieuren door te sturen. Deze e-mail ondertekent hij “
mede namens mijn wederhelft, [appellante]”.
“w’ll see you all in court”. Genoemde advocaat heeft eveneens op 8 september 2021 per e-mail aan [appellante] gevraagd of de reactie van [appellant] ook haar standpunt weergeeft. Vervolgens heeft de advocaat op 14 en 15 september 2021 het exploot van de dagvaarding per e-mail aan [appellante] gestuurd. [appellante] schrijft per e-mail van 15 september 2021 aan de advocaat dat zij niets heeft ontvangen en zij schrijft daarbij onder meer “
In het vervolg, kunt u zich indien nodig wenden tot mijn wederhelft, de heer [appellant] , van wie u ook mijn brief d.d. 04 september '21 hebt ontvangen”.
een begeleidend schrijven van mijn wederhelft, [appellante]”. Daarin vraagt [appellante] aan de advocaat van [de echtgenoten] om dat schrijven aan hen te overhandigen. Vervolgens heeft die advocaat op 8 september 2021 een sommatie gestuurd die ook aan [appellante] is gericht (zie hiervoor in 3.10) en ook naar haar e-mailadres is verzonden. Voor zover [appellante] aanvoert deze sommatie ook niet zelf te hebben ontvangen kan - vanwege de door henzelf vaak genoemde ‘twee-eenheid’ - ervanuit worden gegaan dat [appellant] , die op deze sommatie heeft gereageerd, deze ook met [appellante] heeft gedeeld. Dit uitgangspunt volgt ook uit het feit dat [appellante] op 1 februari 2021 zelf schrijft dat zij en [appellant] geen geheimen voor elkaar hebben. Van een op
tekorte termijn dagvaarden is daarom niet gebleken.
te willen deleten”. Ook geldt dat een aantal berichten van [appellant] namens [appellante] zijn geschreven. Zo schrijft [appellant] in zijn bericht van 13 maart 2021 aan PKN en de kerkenraad van de Stinskerk dat hij hen mede namens [appellante] verzoekt om [geïntimeerde1] nooit meer de gelegenheid te geven om te preken. In dat bericht schrijft hij bovendien dat [appellante] haar instemming heeft gegeven voor het toesturen van een appconversatie tussen haar en [geïntimeerde1] (zie hiervoor in 3.5). Zijn bericht van 26 juli 2021 aan diverse personen binnen PKN ondertekent [appellant] mede namens [appellante] en daarin schrijft hij dat zijn missie om [de echtgenoten] “
een halt toe te roepen” wordt gedeeld door [appellante] . Ook het bericht aan PKN van 19 augustus 2021 ondertekent [appellant] mede namens [appellante] (zie hiervoor in 3.9). In zijn bericht van 27 juli 2021 schrijft [appellant] aan de advocaat van [de echtgenoten] onder meer: “
de actie richting de PKN om [geïntimeerde2] als ambtsdrager via een tuchtprocedure uit haar ambt te zetten en haar man, [geïntimeerde1] , te royeren op grond van het Kerkrecht dan wel 'kerkgenootschap' regels van de PKN (cf. art. 2:2 Burgerlijk Wetboek) en haar eigen statuut, heeft niet alleen de volledige instemming van mijn wederhelft, Nicole Buch , maar is mede door haar geëntameerd.”
Een bericht voor [geïntimeerde2] , bestuurder van uw stichting.” Het bericht bevat een doorgestuurd bericht aan het CDA waar diverse beschuldigingen aan het adres van [geïntimeerde1] staan en waarin [appellant] ook schrijft: “
Deze zogenaamde 'christen' heeft onder het mom van zijn christelijk geloof (…) [appellante] 3 jaar lang gemanipuleerd, geïntimideerd en heeft in het geheim 3 jaar lang ook seks met haar gehad, TERWIJL HIJ GETROUWD IS MET [geïntimeerde2].” Het spreekt voor zich dat een dergelijk bericht aan de werkomgeving van [geïntimeerde2] veel impact op haar heeft gehad. Er staat weliswaar boven dat het bericht voor [geïntimeerde2] zelf is bedoeld, maar in plaats van dit aan haar persoonlijk te sturen, heeft [appellant] ervoor gekozen om dit via een algemeen webformulier van de organisatie waar zij werkte te doen. Daaruit volgt dat hij wilde dat andere personen binnen haar werkomgeving dit bericht zouden ontvangen. Welk belang [appellant] daarbij had, heeft hij niet onderbouwd. Hij betoogt slechts in algemene zin dat hij met zijn aanschrijvingen de gedragingen van [geïntimeerde1] , die hij vanuit zijn geloofsovertuiging afkeurt, aan de kaak wilde stellen. Omdat dit bericht uitsluitend gaat om gedragingen van [geïntimeerde1] en niet om gedragingen van [geïntimeerde2] kan hierin al geen rechtvaardiging worden gevonden om dit bericht aan de werkomgeving van [geïntimeerde2] te sturen. Deze ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is daarom onrechtmatig tegenover [geïntimeerde2] .
Uw voorganger/preker van uw kerk de Stinskerk in Zwolle, [geïntimeerde1] , heeft zich vanuit een dubbelleven dat hij heeft geleid jarenlang (van 2016 tot diep in het jaar 2019) structureel schuldig gemaakt aan schokkend, manipulatief en sterk seksueel grensoverschrijdend gedrag met een kwetsbare vrouw. (…) Het bewijs (transcriptie van de appwisseling tussen [geïntimeerde1] en deze kwetsbare vrouw, die ook haar instemming hierover heeft gegeven) lever ik u en kunt u hieronder lezen.
Dit is de reden waarom ik u, de kerkenraad, op grond van Zijn Woord (…), benader met het indringend verzoek deze man een halt toe te roepen. Dit verzoek doe ik u, ter voorkoming van het feit dat er nog meer andere vrouwelijke slachtoffers zullen vallen. In concreto verzoek ik u derhalve met klem deze [geïntimeerde1] ter verantwoording te roepen en hem ten overstaan van een commissie volledig opening van zaken te geven over zijn onderstaande, afschuwelijke daden, die hij op arglistige wijze vanaf 2016 heeft gepleegd. Tegelijkertijd verzoek ik u nadrukkelijk hem, in uw naaste of kerkelijke omgeving waarop u invloed heeft, nooit meer in de gelegenheid te stellen zich in het bijzijn van kwetsbare vrouwen op te houden. Dit gelet op het feit dat hij zich zeker niet zal laten weerhouden hetzelfde oneigenlijke gedrag te blijven vertonen.
Tot slot verzoek ik u hem - mede namens deze kwetsbare vrouw - nimmer de gelegenheid te geven te preken.”