ECLI:NL:GHARL:2023:7229

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
P23/168
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing rechtbank en verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 21 april 2023, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1980, verblijft in een penitentiaire inrichting en heeft een geschiedenis van ernstige delicten, waaronder mishandeling en bedreiging. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling beoordeeld. De vordering was tien dagen te vroeg ingediend, maar het hof oordeelde dat de terbeschikkinggestelde hierdoor niet in zijn belangen was geschaad. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een hoog recidivegevaar. De deskundigen hebben geconcludeerd dat behandeling noodzakelijk is om het recidivegevaar te verminderen. Het hof heeft besloten de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, in plaats van de door de rechtbank opgelegde termijn van één jaar. Dit besluit is genomen om de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde adequaat te kunnen monitoren en te waarborgen dat de veiligheid van anderen niet in gevaar komt. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlenging, maar het hof heeft ambtshalve de zaak behandeld en de beslissing van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

TBS P23/168
Beslissing d.d. 27 juli 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
verblijvende in [PI] te [plaats] ,
verder te noemden de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’sHertogenbosch, van 21 april 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Het hof heeft gelet op de dezelfde stukken als de rechtbank alsmede op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 25 april 2023;
- de e-mail van de raadsman van 19 mei 2023;
- de aanvullende informatie van de Reclassering [reclasseringsinstantie]
(hierna: [reclasseringsinstantie] )van 26 juni 2023;
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2023.
Het hof heeft ter zitting van 13 juli 2023 gehoord de advocaat-generaal mr. R.J.A. Segerink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem .
Het hof heeft ter zitting tevens gehoord:
- Mevrouw [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker bij [reclasseringsinstantie] .

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman laat het oordeel over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie over aan het hof.
Duur van de verlenging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen bezwaar is tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar en dat er daarom geen belang is bij het hoger beroep tegen de verlengingsbeslissing.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De advocaat-generaal is van mening dat het openbaar ministerie ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is tien dagen te vroeg ingediend. De terbeschikkinggestelde is daardoor niet benadeeld.
Duur van de verlenging
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Er is sprake van een stoornis en een hoog recidiverisico. Ondanks dat er redenen zijn om de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren, wordt verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar gevorderd zodat de ontwikkelingen in het resocialisatietraject goed gemonitord kunnen worden.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Na de laatste verlenging liep de termijn van de terbeschikkingstelling in beginsel tot 19 april 2023. Van 30 januari 2023 tot en met 28 april 2023 is echter een nog openstaande, aan de terbeschikkinggestelde opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd. Op grond van artikel 6:1:19, eerste lid, onder e, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft de termijn van de terbeschikkingstelling gedurende deze tijd niet gelopen. Het einde van de termijn is daarom opgeschoven naar 16 juli 2023.
Uitgaande van deze einddatum had de vordering in deze zaak op of na 18 maart 2023 kunnen worden ingediend. Hier doet zich namelijk het geval voor dat naast de vordering tot verlenging ook een vordering werd ingediend tot hervatting van de verpleging van overheidswege. In dat geval kan de vordering tot verlenging worden ingediend binnen vier maanden voor het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou eindigen (artikel 6:6:11, tweede lid, Sv).
Het hof acht de officier van justitie ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De vordering is op 8 maart 2023, dus tien dagen voorafgaand aan de bedoelde termijn ingediend. De terbeschikkinggestelde is daardoor niet in zijn belangen geschaad, terwijl inmiddels zowel de wettelijke termijn voor indiening van de vordering als de einddatum van de maatregel zijn verstreken. De indiening van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling was niet zodanig vroeg dat dit de toetsing door de rechter beïnvloedde (Gerechtshof Arnhem -Leeuwarden 16 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1658).
Vernietiging
De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar en daarom geen belang meer te hebben bij het hoger beroep. Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde daarmee geen bezwaren heeft opgegeven tegen de beslissing van de rechtbank. Het hof ziet echter zelf wel reden het hoger beroep ambtshalve te behandelen, zodat het geen toepassing zal geven aan artikel 416, tweede lid, Sv. Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, heeft aan de terbeschikkinggestelde bij vonnis van 4 april 2014 de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd voor het opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig gezag/opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling begaan tegen zijn vader. De rechtbank heeft bij de oplegging vastgesteld dat de beide mishandelingen en de bedreiging misdrijven zijn die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
De deskundigenonderzoeken die zich in het dossier bevinden, vormen voldoende grondslag voor het oordeel dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken, en een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel. Er is sprake van een hoge mate van psychopathie. De reclassering schat het gevaar op herhaling als hoog. Het recidiverisico zal mogelijk alleen verminderd kunnen worden als de terbeschikkinggestelde behandeld zal worden voor zijn verbaal agressieve gedrag, in combinatie met zijn zucht naar middelengebruik.
Verlenging
Op grond van deze gegevens stelt het hof vast dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een stoornis en dat vanwege het recidivegevaar de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Bij afzonderlijke beslissing van vandaag heeft het hof geoordeeld dat de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde dient te worden hervat. De terbeschikkinggestelde dient nog te worden geplaatst in een kliniek. Aldaar zal zijn behandel- en resocialisatietraject vorm moeten worden gegeven. Dat gaat zeker langer duren dan de termijn die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Anders dan de rechtbank ziet het hof geen reden na één jaar te kijken naar de mogelijkheden van resocialisatie. Voor zover sprake zal zijn van resocialisatie, zal daar binnen het kader van de verpleging van overheidswege invulling aan kunnen worden gegeven.

Beslissing

Het hof:
Verklaarthet openbaar ministerie
ontvankelijkin zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 april 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[de terbeschikkinggestelde];
Verlengtde terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaren.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. A.W.T.M. Vissers en drs. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 27 juli 2023 in het openbaar uitgesproken.
Mr. M.E. van Wees, mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.