Uitspraak
[appellant],
Menzis,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep,
- de memorie van grieven,
- het arrest van 16 augustus 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft bepaald, welke heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022,
- de memorie van antwoord.
2.Het geschil
3.Het oordeel van het hof
gehelevordering en niet alleen het gedeelte dat hij niet meer zou kunnen nagaan. Daarmee doet hij afbreuk aan de zeggingskracht van zijn betwisting van de zorgkosten over de periode ter zake waarvan de onderliggende nota’s niet meer voorhanden zijn, welke betwisting ook overigens onvoldoende is. [appellant] volstaat in de kern immers met de constatering dat hij niet meer kan achterhalen of de zorg aan hem is verleend, terwijl van hem tegenover de specificaties door Menzis op zijn minst een gemotiveerde toelichting mocht worden verwacht over bijvoorbeeld de frequentie waarmee hij de in de overzichten genoemde apotheek heeft bezocht, bloedonderzoek heeft laten uitvoeren bij het betreffende huisartsenlaboratorium of de betreffende tandarts heeft bezocht. Hij had althans moeten uitleggen waarom (en in hoeverre) dat niet mogelijk zou zijn.
opeisbaarwaren op grond dat ze nooit zijn verstuurd, miskent hij dat, zoals het hof reeds heeft toegelicht, als voldoende aannemelijk is komen vast te staan dat hij de betreffende post wel degelijk heeft ontvangen.
verweertegen de rentevordering heeft gevoerd, berust echter op een onjuiste lezing van het vonnis in verzet. Zoals de kantonrechter ook heeft overwogen, rust dit verweer op dezelfde (en daarmee niet zelfstandige) feitelijke
grondendie, zoals het hof in voorgaande overwegingen al heeft toegelicht, geen stand houden tegenover de onderbouwde stellingen van Menzis.