Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Kern van de zaak en de beslissing
3.Het oordeel van het hof
Inleiding
4.De beslissing
17 november 2021;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de maatschap, appellante, de ontbinding van de pachtovereenkomst met de geïntimeerde gevorderd. De maatschap heeft verschillende verwijten aan de geïntimeerde gemaakt, waaronder wanbetaling van pachtpenningen en het niet voldoen aan onderhoudsverplichtingen. Het hof heeft geoordeeld dat de verwijten onvoldoende zijn bewezen en dat de pachtovereenkomst in stand blijft. De pachtkamer in Middelburg had eerder al geoordeeld dat de maatschap niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de maatschap aanvullende verwijten heeft ingediend, maar ook deze zijn door het hof niet gegrond bevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde zijn pachtverplichtingen over het algemeen nakomt en dat er geen sprake is van onderverpachting. De maatschap heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar claims te onderbouwen. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de pachtkamer bekrachtigd en de maatschap veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerde. De uitspraak is gedaan op 1 augustus 2023.