In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat volgde op een deelgeschilprocedure. De zaak betreft een schoonmaakbedrijf waarvan de eigenaar, [geïntimeerde], letsel heeft opgelopen tijdens werkzaamheden in de vleeswerkingsfabriek van [appellant1]. Het hof moest beoordelen of [geïntimeerde], als niet-werknemer, een beroep kon doen op artikel 7:658 lid 4 BW, dat de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen regelt. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] onder de reikwijdte van deze bepaling viel, wat door [appellant1] en haar verzekeraar, Nationale Nederlanden N.V. (NN), werd betwist.
Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] inderdaad een beroep kon doen op artikel 7:658 lid 4 BW. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] tijdens zijn werkzaamheden in de vleeswerkingsfabriek, waar hij als directeur-grootaandeelhouder van het schoonmaakbedrijf BDA werkte, voor zijn veiligheid afhankelijk was van [appellant1]. Het hof concludeerde dat de omstandigheden van het ongeval, waarbij [geïntimeerde] letsel opliep door een machine, voldoende waren om de aansprakelijkheid van [appellant1] vast te stellen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Daarnaast werden [appellant1] en NN veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, inclusief de nakosten. De uitspraak benadrukt de bescherming die artikel 7:658 lid 4 BW biedt aan personen die in een vergelijkbare positie als werknemers verkeren, en bevestigt de zorgplicht van werkgevers voor de veiligheid van niet-werknemers die werkzaamheden verrichten in hun omgeving.