In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter, waarbij aan de betrokkene, die zich identificeert als lid van het Inheemse Volk der Germaniten, een verkeerssanctie is opgelegd. De betrokkene heeft een sanctie van € 94,- ontvangen voor het overschrijden van de snelheid op een weg buiten de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op 27 januari 2021. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarop de betrokkene in hoger beroep is gegaan. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat de door de Nederlandse overheid opgelegde regels niet op hem van toepassing zijn, gebaseerd op volkenrechtelijke verdragen. Het hof heeft deze grond verworpen, met de overweging dat de nationale wetgeving van toepassing blijft, ongeacht de persoonlijke opvattingen van de betrokkene over zijn status als vrij en soeverein mens. Het hof heeft vastgesteld dat de sanctie terecht is opgelegd, omdat de gedraging voldoende is aangetoond door de beschikbare gegevens. De gemachtigde heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de juistheid van de gegevens in twijfel trekken. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep ongegrond.