Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
De doorzending van het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wetgeving vervatte verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever. In voorkomend geval kan de werkgever en/of het bevoegde orgaan de werknemer oproepen deel te nemen aan activiteiten om de terugkeer naar het arbeidsproces te bevorderen en te ondersteunen.”
(i) een machtiging afgeven om de overdracht aan de opvolgend bedrijfsarts te realiseren, en
(ii) medische informatie ten behoeve van de Wia-aanvraag aan het UWV verstrekken.
Het hof oordeelt dat dit in het licht van de hierna te noemen omstandigheden geen redelijke voorschriften van Lionix zijn die [appellante] zonder deugdelijke grond heeft geweigerd (zie de toetsingsmaatstaf onder 3.6).
bij afwezigheid van een machtiging voor overdracht van uw dossier naar een opvolgende bedrijfsarts”, voornemens is om “
de onderdelen die nodig zijn voor de nadere verzuimbegeleiding” over te dragen aan de opvolgend bedrijfsarts. Deze overdracht (voor zover niet al eerder gebeurd) kon dus kennelijk zonder een machtiging van [appellante] . Onduidelijk is waarom pas in mei 2023 hiertoe is overgegaan. Tussen de situatie in oktober 2022 en mei 2023 was wat dat betreft immers niets veranderd. Lionix stelt dat het ging om een beperkte overdracht en dat pas de reactie van [appellante] van 10 mei 2023 toestemming voor overdracht van het hele medische dossier inhield. [appellante] stelt daar tegenover dat zij nooit haar toestemming aan overdracht van het hele dossier heeft onthouden, maar dat zij alleen niet bereid was een ondeugdelijke machtiging te ondertekenen. Het hof oordeelt dat [appellante] in deze omstandigheden redelijkerwijs niet gehouden was om het voorschrift van Lionix (ondertekening van de machtiging) op te volgen.
zelf alle voor de hand liggende medische informatie van uw artsen/specialisten” aan het UWV toe te sturen. [appellante] antwoordt op 17 januari 2023 dat zij alle informatie van Duitse behandelaars waarover zij beschikt al heeft opgestuurd en dat daarnaast Lionix (via de bedrijfsarts) toegang tot de benodigde medische informatie heeft, zodat het niet aan haar was om verdere informatie op te sturen. Verder schrijft zij dat informatie opgevraagd moet en kan worden bij de Duitse instanties. Tijdens de zitting bij het hof heeft [appellante] dit standpunt nader toegelicht met de stelling dat het voor haar als niet-medicus niet mogelijk is om een schifting te maken van welke informatie wel en welk niet van belang is voor de beoordeling van de Wia-aanvraag en dat die selectie door een deskundige (bedrijfsarts) gedaan moet worden. Lionix betwist hier tegenover niet (voldoende) dat [appellante] de door haar genoemde informatie van Duitse behandelaars inderdaad aan het UWV heeft overgelegd en evenmin dat de bedrijfsarts informatie bij het bevoegde orgaan in Duitsland kon opvragen ten behoeve van de beoordeling van de Wia-aanvraag. Dat laatste is ook gebeurd: [appellante] heeft in hoger beroep een met dat doel opgestelde machtiging overgelegd, die zij op 5 juni 2023 heeft ondertekend. [appellante] stelt onbetwist dat zij deze machtiging niet eerder dan in juni 2023 heeft ontvangen. Het is het hof onduidelijk waarom haar niet eerder een machtiging voor het opvragen van informatie bij haar behandelaars is toegestuurd. [appellante] stelt dat zij de machtiging direct ondertekend zou hebben als zij die eerder had ontvangen. Het hof heeft geen reden om daaraan te twijfelen, omdat [appellante] dit standpunt al eerder (in elk geval op 17 januari 2023) innam. Als die (juiste) machtiging er eerder was geweest had de Wia-aanvraag naar verwachting verder behandeld kunnen worden. Overigens had Lionix ook, zoals [appellante] in haar brief aan het UWV had gesuggereerd, een bedrijfsarts in Duitsland kunnen aanwijzen ten behoeve van het verkrijgen van een actueel oordeel.