ECLI:NL:GHARL:2023:6142

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.328.077
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht toegepaste loonstop bij grensarbeider in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep in een kort geding tussen [appellante], een grensarbeider uit Duitsland, en Lionix International B.V., haar werkgever. [appellante] was sinds 1 juni 2014 in dienst bij Lionix en is sinds 21 oktober 2020 arbeidsongeschikt. In het begin van 2023 heeft Lionix een loonstop toegepast, omdat zij van mening was dat [appellante] haar re-integratieverplichtingen niet nakwam. [appellante] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, nadat de kantonrechter haar vorderingen in een eerdere uitspraak had afgewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de loonstop ten onrechte was toegepast. Het hof oordeelde dat [appellante] als grensarbeider onder de Europese sociale zekerheidswetgeving valt, en dat haar loonvordering onder de toepasselijkheid van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en nr. 987/2009 valt. Het hof concludeerde dat Lionix niet voldoende had aangetoond dat [appellante] zonder deugdelijke grond had geweigerd om aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen. De communicatie tussen Lionix en [appellante] was niet optimaal, maar dit rechtvaardigde niet de loonstop.

Het hof heeft de vordering van [appellante] tot doorbetaling van haar salaris toegewezen, met wettelijke rente en een verhoging van 20% vanwege de omstandigheden rondom de loonstop. Daarnaast is Lionix veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [appellante] in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.328.077
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede: 10427724)
arrest in kort geding van 18 juli 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1] (Duitsland)
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: [appellante]
advocaat: mr. C.G. Mensink
tegen:
Lionix International B.V.
die is gevestigd in Enschede
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: Lionix
advocaat: mr. G.A.G. Warfman

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 9 mei 2023 als voorzieningenrechter in kort geding tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit :
• de dagvaarding in hoger beroep met grieven van 5 juni 2023met producties
• de memorie van antwoord met producties
• de nadere producties 8 tot en met 15 van [appellante]
• de nadere producties 5 en 6 van Lionix
• het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 6 juli 2023 is gehouden

2.De kern van de zaak

2.1
[appellante] is sinds 1 juni 2014 in dienst bij Lionix. Zij is sinds 21 oktober 2020 arbeidsongeschikt. Lionix heeft begin 2023 een loonstop toegepast, omdat zij vindt dat [appellante] haar re-integratieverplichtingen niet nakomt. [appellante] vordert in dit kort geding doorbetaling van haar salaris, met nevenvorderingen.
2.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen. [appellante] is het daar niet mee eens. Het doel van het hoger beroep is dat het hof haar vorderingen alsnog toewijst.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1
Het hof oordeelt dat Lionix de loonstop ten onrechte heeft toegepast. De vordering tot betaling van achterstallig salaris wordt daarom toegewezen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.
bevoegdheid en toepasselijk recht
3.2
Het hof stelt vast dat de zaak internationale aspecten heeft omdat [appellante] in Duitsland woont. Het hof is bevoegd om van de zaak kennis te nemen vanwege de vestigingsplaats van Lionix en omdat de arbeid gewoonlijk in Nederland wordt verricht. Partijen zijn het erover eens dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.
3.3
[appellante] is ‘grensarbeider’ zoals bedoeld in de Europese sociale zekerheidswetgeving. Haar loonvordering valt daarom onder het toepassingsbereik van Verordening (EG) nr. 883/2004 (basisverordening) en Verordening (EG) nr. 987/2009 (toepassingsverordening), die zien op alle belangrijke takken van sociale zekerheid, waaronder prestaties bij ziekte.
juridisch kader kort geding
3.4
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Het hof moet allereerst beoordelen of [appellante] , gelet op de belangen van beide partijen, ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat het hof in dit kort geding moet beoordelen of de vordering in een bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat, gelet op de aard van het kort geding, in deze procedure in het algemeen geen plaats is voor bewijslevering.
3.5
Voor toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening is dus nodig dat het hof het voldoende aannemelijk vindt dat de bodemrechter zal oordelen dat de Lionix de loonstop ten onterechte heeft toegepast. Het spoedeisend belang van [appellante] vloeit voort uit de aard van de verzochte voorziening (loondoorbetaling).
re-integratieverplichtingen
3.6
Naar Nederlands recht is de werkgever in het kader van re-integratie van een zieke werknemer verplicht om zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is, zodat deze in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten [1] . De loonstop is geregeld in artikel 7:629 lid 3 BW. Lionix beroept zich op het onder d genoemde geval van dat artikel. Daarin staat dat de werknemer geen recht heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte als hij zonder deugdelijke grond weigert gevolg te geven aan de hiervoor bedoelde redelijke voorschriften van de werkgever of niet meewerkt aan door de werkgever getroffen maatregelen die erop zijn gericht dat de werknemer passende arbeid gaat verrichten [2] .
3.7
De toepassingsverordening bevat onder andere regels over, kort gezegd, de verplichting van het bevoegde orgaan (waaronder de werkgever kan worden verstaan in geval van prestaties bij ziekte) medische verklaringen te accepteren van artsen uit het woonland. Die regel laat onverlet dat de werknemer, waaronder ook valt een grensarbeider, zich moet houden aan verplichtingen die voortvloeien uit de op zijn geval toepasselijke wetgeving. Art. 27 lid 4 van de toepassingsverordening luidt:

De doorzending van het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wetgeving vervatte verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever. In voorkomend geval kan de werkgever en/of het bevoegde orgaan de werknemer oproepen deel te nemen aan activiteiten om de terugkeer naar het arbeidsproces te bevorderen en te ondersteunen.”
Hieruit volgt dat re-integratieverplichtingen van toepassing zijn op arbeidsongeschikte grensarbeiders, ook als op niet-naleving van die verplichtingen een loonsanctie is gesteld. Dat een loonsanctie in de Europese sociale zekerheidsregelgeving niet als zodanig voorkomt, betekent niet dat een dergelijke sanctie met die regelgeving in strijd is [3] . [appellante] heeft ter zitting bij het hof ook bevestigd dat re-integratieverplichtingen voor haar gelden.
de achtergrond van de zaak
3.8
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. [appellante] staat in Duitsland onder medische behandeling. Tussen partijen staat vast dat zij arbeidsongeschikt is en dat zij niet in staat is om haar eigen of passende arbeid te verrichten. Daarop zien haar re-integratieverplichtingen dus niet. [appellante] vraagt in de zomer van 2022 een Wia-uitkering aan. Op 13 september 2022 legt het UWV een loonsanctie op aan Lionix, omdat niet alle voor de beoordeling van de Wia-aanvraag benodigde gegevens zijn overgelegd. Daardoor kan (onder meer) geen actueel oordeel worden afgegeven. Op grond van de loonsanctie moet Lionix het loon aan [appellante] doorbetalen tot 18 oktober 2023.
3.9
Na de loonsanctie ontstaat tussen partijen discussie over de aanlevering van de medische gegevens aan het UWV ten behoeve van de beoordeling van de Wia-aanvraag. De loonstop is door Lionix niet opgelegd omdat [appellante] geen eigen of passende arbeid heeft verricht (daartoe was zij niet in staat), maar omdat het in de administratieve afhandeling van de Wia-aanvraag niet goed is gelopen. Volgens Lionix ligt dat aan [appellante] .
3.1
Lionix heeft de loonstop per 23 juni 2023 opgeheven, omdat inmiddels het hele bedrijfskundige dossier is overgedragen aan de opvolgend bedrijfsarts en deze de medische informatie (na machtiging door [appellante] ) heeft opgevraagd bij de behandelend artsen/Krankenkasse (AOK Niedersachsen).
de redenen voor de loonstop en de beoordeling daarvan
3.11
Lionix heeft de loonstop aangekondigd bij brief van 23 januari 2023 en opgelegd bij brief van 1 februari 2023. Uit de brieven blijkt dat de redenen voor toepassing van de loonstop tweeledig zijn. Volgens Lionix moest [appellante] uiterlijk op 30 januari 2023:
(i) een machtiging afgeven om de overdracht aan de opvolgend bedrijfsarts te realiseren, en
(ii) medische informatie ten behoeve van de Wia-aanvraag aan het UWV verstrekken.
Het hof oordeelt dat dit in het licht van de hierna te noemen omstandigheden geen redelijke voorschriften van Lionix zijn die [appellante] zonder deugdelijke grond heeft geweigerd (zie de toetsingsmaatstaf onder 3.6).
(i) ondertekening machtiging opvolgend bedrijfsarts
3.12
[appellante] krijgt op 27 oktober 2023 en nogmaals op 30 januari 2023 een machtiging toegestuurd vanuit de arbodienst van Lionix (Zorg van de Zaak). In de begeleidende brief staat dat een nieuwe bedrijfsarts van Zorg van de Zaak de verzuimbegeleiding van [appellante] zal overnemen en dat voor de overdracht van het medisch dossier naar de opvolgend bedrijfsarts haar goedkeuring vereist is. Het bijgevoegde machtigingsformulier is maar deels ingevuld (gegevens van de bedrijfsartsen ontbreken, alleen persoonsgegevens van [appellante] staan erin). [appellante] stelt zich op het standpunt dat zij deze incomplete (zij noemt het “blanco”) machtiging niet hoeft te ondertekenen en dat voor de overdracht van een medisch dossier van de ene naar de andere bedrijfsarts überhaupt geen machtiging van haar nodig is, omdat het gaat om een interne overdracht en één doorlopende ziekteperiode. Zij beroept zich op de Leidraad bedrijfsgeneeskundig dossier.
3.13
In het (beperkte) toetsingskader van dit kort geding onderschrijft het hof het standpunt van [appellante] . Daarvoor is allereerst van belang dat [appellante] terecht stelt dat de haar toegestuurde machtiging niet volledig was, terwijl het ging om een interne overdracht bij Zorg van de Zaak die de namen en de BIG-nummers van de betreffende bedrijfsartsen gemakkelijk had kunnen invullen. Dan was ook zonder meer duidelijk geweest aan wie [appellante] toegang tot haar dossier gaf. Daarnaast blijkt dat de opvolgend bedrijfsarts al in december 2023 medische informatie aan het UWV heeft verstrekt ten behoeve van de Wia-aanvraag, waaruit volgt dat zij ook zonder machtiging van [appellante] over (in elk geval) een deel van het medisch dossier beschikte. Tot slot is van belang dat de bedrijfsarts (na de mondelinge behandeling in eerste aanleg) op 4 mei 2023 precies dat heeft gedaan wat [appellante] heeft aangevoerd: hij bericht [appellante] dat hij, “
bij afwezigheid van een machtiging voor overdracht van uw dossier naar een opvolgende bedrijfsarts”, voornemens is om “
de onderdelen die nodig zijn voor de nadere verzuimbegeleiding” over te dragen aan de opvolgend bedrijfsarts. Deze overdracht (voor zover niet al eerder gebeurd) kon dus kennelijk zonder een machtiging van [appellante] . Onduidelijk is waarom pas in mei 2023 hiertoe is overgegaan. Tussen de situatie in oktober 2022 en mei 2023 was wat dat betreft immers niets veranderd. Lionix stelt dat het ging om een beperkte overdracht en dat pas de reactie van [appellante] van 10 mei 2023 toestemming voor overdracht van het hele medische dossier inhield. [appellante] stelt daar tegenover dat zij nooit haar toestemming aan overdracht van het hele dossier heeft onthouden, maar dat zij alleen niet bereid was een ondeugdelijke machtiging te ondertekenen. Het hof oordeelt dat [appellante] in deze omstandigheden redelijkerwijs niet gehouden was om het voorschrift van Lionix (ondertekening van de machtiging) op te volgen.
(ii) aanleveren medische informatie
3.14
Dit punt ligt deels in het verlengde van het hiervoor vermelde verwijt van Lionix. Op 11 januari 2023 vraagt het UWV aan [appellante] om “
zelf alle voor de hand liggende medische informatie van uw artsen/specialisten” aan het UWV toe te sturen. [appellante] antwoordt op 17 januari 2023 dat zij alle informatie van Duitse behandelaars waarover zij beschikt al heeft opgestuurd en dat daarnaast Lionix (via de bedrijfsarts) toegang tot de benodigde medische informatie heeft, zodat het niet aan haar was om verdere informatie op te sturen. Verder schrijft zij dat informatie opgevraagd moet en kan worden bij de Duitse instanties. Tijdens de zitting bij het hof heeft [appellante] dit standpunt nader toegelicht met de stelling dat het voor haar als niet-medicus niet mogelijk is om een schifting te maken van welke informatie wel en welk niet van belang is voor de beoordeling van de Wia-aanvraag en dat die selectie door een deskundige (bedrijfsarts) gedaan moet worden. Lionix betwist hier tegenover niet (voldoende) dat [appellante] de door haar genoemde informatie van Duitse behandelaars inderdaad aan het UWV heeft overgelegd en evenmin dat de bedrijfsarts informatie bij het bevoegde orgaan in Duitsland kon opvragen ten behoeve van de beoordeling van de Wia-aanvraag. Dat laatste is ook gebeurd: [appellante] heeft in hoger beroep een met dat doel opgestelde machtiging overgelegd, die zij op 5 juni 2023 heeft ondertekend. [appellante] stelt onbetwist dat zij deze machtiging niet eerder dan in juni 2023 heeft ontvangen. Het is het hof onduidelijk waarom haar niet eerder een machtiging voor het opvragen van informatie bij haar behandelaars is toegestuurd. [appellante] stelt dat zij de machtiging direct ondertekend zou hebben als zij die eerder had ontvangen. Het hof heeft geen reden om daaraan te twijfelen, omdat [appellante] dit standpunt al eerder (in elk geval op 17 januari 2023) innam. Als die (juiste) machtiging er eerder was geweest had de Wia-aanvraag naar verwachting verder behandeld kunnen worden. Overigens had Lionix ook, zoals [appellante] in haar brief aan het UWV had gesuggereerd, een bedrijfsarts in Duitsland kunnen aanwijzen ten behoeve van het verkrijgen van een actueel oordeel.
3.15
Het hof constateert dat de communicatie tussen Lionix en haar arbodienst enerzijds en [appellante] anderzijds niet optimaal is geweest. Maar in de hiervoor geschetste omstandigheden kan niet gezegd worden dat [appellante] zonder deugdelijke grond heeft geweigerd om de medische informatie aan te leveren.
conclusie
3.16
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de loonstop niet terecht was. Dit rechtvaardigt toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening van doorbetaling van het salaris met wettelijke rente. Het hof zal de wettelijke verhoging matigen tot 20%, omdat de problemen (voor een deel) zijn ontstaan door miscommunicatie en niet is gebleken van opzettelijk onjuist handelen door Lionix. Voor het opleggen van een dwangsom op afgifte van loonstroken ziet het hof geen aanleiding.
3.17
De vordering tot betaling van de werkelijke proceskosten wordt afgewezen. Van misbruik van procesrecht of (anderszins) processueel onrechtmatig handelen van Lionix is geen sprake.
3.18
Het hoger beroep slaagt grotendeels. Omdat Lionix in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover [4] . De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
3.19
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
4.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter in kort geding van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, van 9 mei 2023
4.2
veroordeelt Lionix:
- tot doorbetaling van het maandelijkse salaris vanaf 1 februari 2023 tot aan de hervatting in juni 2023, vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallige salaris, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het salaris telkens uitbetaald had moeten zijn, en vermeerderd met de wettelijke verhoging van 20%,
- tot het verstrekken van bruto-netto specificaties van de betalingen;
4.3
veroordeelt Lionix tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 693,- aan griffierecht
€ 529,- aan salaris van de advocaat van [appellante]
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 129,14 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Lionix
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, G.R. den Dekker en I.A. Katz-Soeterboek en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Artikel 7:658a lid 2 BW
2.Artikel 7:660a lid 1 sub a BW
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853