ECLI:NL:GHARL:2023:6122

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.325.099
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in arbeidszaken met internationale aspecten

In deze zaak heeft Elburg Foods B.V. hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 25 januari 2023 werd uitgesproken. De kantonrechter had het verzoek van Elburg Foods om de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [geïntimeerde], te ontbinden afgewezen. De werknemer, die in Duitsland woont, was in 2021 ziek geworden en er was een re-integratietraject gestart. Elburg Foods was het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld met als doel dat het hof een datum bepaalt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. De werknemer heeft verweer gevoerd en verzocht om vergoedingen en uitbetaling van vakantiedagen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2023 heeft het hof vastgesteld dat de zaak internationale aspecten heeft, aangezien de werknemer in Duitsland woont. Het hof heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van het verzoek beoordeeld aan de hand van de Verordening Brussel I-bis. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter in dit geval niet bevoegd is, omdat de werknemer in Duitsland woont en de vordering van de werkgever alleen kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat waar de werknemer woonachtig is. Het hof heeft de vergewisplicht van artikel 26 lid 2 van de Verordening Brussel I-bis in acht genomen, maar de werknemer heeft zijn recht om de bevoegdheid van het hof te betwisten, ingeroepen.

Uiteindelijk heeft het hof zich onbevoegd verklaard en de beschikking van de kantonrechter vernietigd. Elburg Foods is veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep, omdat zij de zaak bij een onbevoegde rechter heeft aangebracht. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze kan worden uitgevoerd, zelfs als een van de partijen de beslissing aan de Hoge Raad voorlegt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.099
(zaaknummer rechtbank Gelderland 1012937)
beschikking van 18 juli 2023
in de zaak van
Elburg Foods B.V.
die is gevestigd in Bunschoten-Spakenburg
die in hoger beroep is gegaan
en bij de kantonrechter optrad als verzoekster
hierna: Elburg Foods
advocaat: mr. W.T. Broer
en
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1] (Duitsland)
die bij de kantonrechter optrad als verweerder
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.C. de Graaff

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Elburg Foods heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, op 25 januari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift, op de griffie binnengekomen op 31 maart 2023
  • het verweerschrift
  • het verweerschrift in incidenteel appel
  • de namens Elburg Foods voor de zitting toegestuurde producties 14 tot en met 17
  • de akte wijziging van eis van Elburg Foods
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 7 juli 2023 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerde] is bij Elburg Foods in dienst (geweest). Hij is in 2021 ziek geworden. Hierna is een re-integratietraject ingezet. Elburg Foods heeft de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft het verzoek van Elburg Foods afgewezen.
2.2
Elburg Foods is het daarmee niet eens. Het doel van het hoger beroep is dat het hof een datum bepaalt waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en voor het geval het verzoek wordt toegewezen om vergoedingen en uitbetaling van vakantiedagen verzocht.
2.3
Na de beschikking van de kantonrechter heeft Elburg Foods [geïntimeerde] op staande voet ontslagen. Om die reden heeft Elburg Foods haar verzoek gewijzigd in een voorwaardelijk verzoek.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1
Het hof oordeelt dat het hof niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.
de toepasselijke bevoegdheidsregels
3.2
Voordat aan de behandeling van het verzoek kan worden toegekomen stelt het hof vast dat deze zaak internationale aspecten heeft, omdat [geïntimeerde] in Duitsland woont.
3.3
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van Elburg Foods, moet beoordeeld worden aan de hand van Verordening Brussel I-bis [1] . Artikel 22 lid 1 Verordening Brussel I-bis houdt in dat de vordering van de werkgever slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Omdat [geïntimeerde] ten tijde van het inleidende verzoek in een andere lidstaat dan Nederland woonde, te weten in Duitsland, is in beginsel alleen de Duitse rechter bevoegd. Op grond artikel 26 Verordening Brussel I-bis is ook het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Lid 2 van dit artikel bepaalt evenwel dat als de werknemer verweerder is, het gerecht waar deze is verschenen zich, alvorens de bevoegdheid op grond van lid 1 te aanvaarden, ervan vergewist dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen (de zogeheten “vergewisplicht”). Het hof moet zijn oordeel dat aan deze vergewisplicht is voldaan motiveren [2]
3.4
Het hof heeft ter voldoening aan de vergewisplicht aan het begin van de mondelinge behandeling de onder 3.3 genoemde verdragsbepalingen aan partijen voorgehouden. Hierop is de behandeling geschorst om de advocaat en [geïntimeerde] de gelegenheid te geven te overleggen. Na de schorsing heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat hij de bevoegdheid van het hof betwist. Dat betekent dat het hof niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Elburg Foods heeft zich nog beroepen op misbruik van recht, omdat [geïntimeerde] zowel bij de kantonrechter als in hoger beroep vrijwillig is verschenen. Dit beroep gaat niet op. [geïntimeerde] heeft op grond van de onder 3.3 genoemde regelgeving, waarvan hij door het hof op de hoogte is gebracht, het recht om de bevoegdheid van het hof te betwisten. Daarvoor dient nu juist de vergewisplicht, die ook in hoger beroep geldt. En niet is gebleken dat de kantonrechter voldaan heeft aan de ook op hem rustende vergewisplicht.
conclusie
3.5
Het hof zal zich onbevoegd verklaren en de beschikking van de kantonrechter vernietigen, omdat ook de kantonrechter niet bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen. Elburg Foods wordt in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep veroordeeld, omdat zij de zaak bij een onbevoegde rechter heeft aangebracht.
3.6
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, van 25 januari 2023
4.2
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen
4.3
veroordeelt Elburg Foods tot betaling van proceskosten van [geïntimeerde] tot aan de uitspraak van de kantonrechter van € 480,- voor salaris van zijn gemachtigde, en tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep:
- € 343,- aan griffierecht
- € 2.366,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II)
4.4
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, M.E.L. Fikkers en J. Schulp, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), Pb.EU L-351
2.HR 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:345