Uitspraak
Kooi,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
E. Aanvang van het werk; tijdstip van oplevering; uitvoeringsduur; werkplan;
15 woningen
Levertijd: in overleg/op afspraak’
In de brief wordt gesteld eind wk 21 levering (eis en weder dienende). Dat betekent op zijn
‘
Zonnepanelen: Nu zijn die dingen er eindelijk, duurt het heel erg lang voordat deze erop
extra
om te kijken waarom u denkt dat de vertraging door ons toedoen is ontstaan.’ Verder heeft [geïntimeerde] verzocht om een specificatie/onderbouwing van de door Kooi gestelde schade, welk verzoek is herhaald door de raadsman van [geïntimeerde] in zijn brief van 22 november 2018.
2.Het oordeel van het hofDe opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.2 De conclusie zal zijn dat de bezwaren van Kooi en [geïntimeerde] geen doel treffen en dat het vonnis zal worden bekrachtigd.
Geen fatale termijn voor oplevering werkzaamheden van [geïntimeerde]
ca week 14/2018’. Verder is bij de opleveringstermijnen vermeld ‘
aangepast op de planning van bouwbedrijf Kooi in overleg met de uitvoerder’ (2.3 hiervoor). Ook is uitdrukkelijk in de overeenkomst bepaald dat ‘
de uitvoering van het werk in overeenstemming dient te zijn met het werkplan dat uiterlijk 10 werkdagen voor de aanvang van het werk gezamenlijk door partijen zal worden opgesteld.’ Vaststaat dat dit werkplan door Kooi op 16 oktober 2017 aan [geïntimeerde] is verstrekt. In het licht van deze contractuele bepalingen kan Kooi zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden gevolgd in haar stelling dat aan de termijnen die zijn genoemd in de planning geen betekenis kan worden toegekend en dat dit de in de aannemingsovereenkomst opgenomen opleveringstermijn van week 13 onverlet laat. Omdat de overeenkomst is opgesteld in juli 2017, terwijl de planning dateert van 16 oktober 2017 valt zonder nadere toelichting niet aan te nemen dat de overeenkomst derogeert aan de planning, enkel omdat deze pas in december 2017 door [geïntimeerde] is getekend.
medio week 24/2018’, maar volgt ook uit de planning dat de montagewerkzaamheden voor de zonnepanelen in week 15 gereed dienen te zijn, terwijl het installatiewerk in week 19 gereed dient te zijn (2.4 hiervoor). Terecht heeft de rechtbank overwogen dat niet duidelijk is of de afzonderlijke, aan de specifieke werkzaamheden gekoppelde, termijnen leidend moeten worden geacht, dan wel of - gelet op de tekst van de overeenkomst - Van [geïntimeerde] mocht worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden tegelijkertijd zou opleveren met de eindoplevering van Kooi in week 24 dan wel een week daarvoor.
fraisewerk en dergelijke in blok c’. Daaruit volgt dat [geïntimeerde] dus pas twee weken later met het installatiewerk kon starten dan de week waarin het installatiewerk volgens de planning opgeleverd zou moeten worden.
Geen verzuim van [geïntimeerde] ten aanzien van de installatiewerkzaamheden
3.11 Het hof stelt vast dat Kooi niet heeft gegriefd tegen dit oordeel van de rechtbank zodat dat oordeel daarmee in kracht van gewijsde is gegaan. Als de rechtbank een overweging ten overvloede heeft gegeven en deze een zelfstandige motivering inhoudt van de beslissing, zoals in dit geval, moet zowel tegen de dragende overweging als tegen hetgeen ten overvloede is overwogen, een grief worden gericht.Reeds om die reden heeft ook het hof ervan uit te gaan dat [geïntimeerde] ten aanzien van de installatiewerkzaamheden niet in verzuim is komen te verkeren. Dat Kooi in haar memorie van antwoord in incidenteel appel, in reactie op de incidentele grief van [geïntimeerde] , wel stelt dat de e-mail van 29 juni 2018 ook ten aanzien van het installatiewerk ingebrekestellende werking heeft kan daaraan niet afdoen. Uit artikel 347 Rv volgt dat alle stellingen door appellant moeten worden aangevoerd in de memorie van grieven (de zogeheten tweeconclusieregel), zodat wat Kooi op dit punt heeft aangevoerd in de memorie van antwoord in incidenteel appel daarmee te laat (en ook overigens onvoldoende onderbouwd) is.
Verzuim van [geïntimeerde] ten aanzien van de zonnepanelen3.12 Met haar derde grief komt Kooi op tegen het oordeel van de rechtbank dat het verzuim van [geïntimeerde] ten aanzien van de hem opgedragen werkzaamheden met betrekking tot de zonnepanelen niet is ingetreden op grond van artikel 6:82 lid 2 BW, maar op grond van artikel 6:82 lid 1 BW.
Graag verneem ik van je hoe/wat ik een verklaring kan afleggen dat Kooi in dit geval ook (indirect) zelf de vertraging heeft veroorzaakt? Dat is namelijk ook het geval i.v.m. een aantal zaken die ik kan bevestigen.’ Het hof ziet hierin ook geen reden om het bewijsaanbod van [geïntimeerde] te honoreren en om de heer [naam4] als getuige te doen horen. [geïntimeerde] heeft voldoende gelegenheid gehad om een meer specifieke verklaring van [naam4] te vragen en in het geding te brengen.
Ten slotte overweegt het hof dat Kooi onweersproken heeft gesteld dat [geïntimeerde] evenmin heeft geprotesteerd tegen de ingebrekestelling van 29 juni 2018.
3.24 Ook deze grief kan niet slagen. Afgezien van een gemaakte rekenfout, waar de vordering van Kooi is gebaseerd op 32 uur per week, terwijl in de brief van 22 maart 2021 van de advocaat van Kooi wordt gesteld dat 3 personeelsleden elk 8 uur per week langer betrokken zijn geweest bij dit project én het feit dat ook het hof de vertraging heeft vastgesteld op 7 dagen voor Blok C in plaats van 8 weken, is het hof van oordeel dat Kooi het bestaan en de omvang van deze gestelde schadepost overigens onvoldoende heeft onderbouwd. Zo ontbreekt ook in hoger beroep een toelichting waarom de aanwezigheid van deze personen op de bouw noodzakelijk zou zijn geweest gedurende de periode van vertraging in de installatie van zonnepanelen. Ook ontbreken onder meer urenbriefjes, facturen van deze personen en bewijzen van betaling door Kooi aan deze personen, die dus niet bij haar in loondienst waren, gedurende de periode van vertraging.
Rentederving vanwege niet gehaalde aannemingstermijnen3.25 Met haar zevende grief maakt Kooi bezwaar tegen de afwijzing door de rechtbank van de door Kooi gevorderde rentederving vanwege niet gehaalde aannemingstermijnen. Kooi is van mening dat zij voldoende heeft gespecificeerd waaruit de schade zou blijken, maar biedt alsnog bewijs aan van het feit dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
3.27 Afgezien daarvan heeft Kooi ook het bestaan en de omvang van deze gestelde schadepost onvoldoende onderbouwd. Zo is het rentepercentage van 6% niet onderbouwd en ontbreekt een schadeberekening per woning van de door Kooi gestelde vertraging in de facturering van aannemingstermijnen. Van Kooi had mogen worden verwacht dat zij deze onderbouwing in hoger beroep had gegeven. Het aanbod van Kooi om nader bewijs te leveren van de gevorderde schade zal om die reden niet worden gehonoreerd.
De contractuele boete3.28 Onder verwijzing naar haar eerdere grieven maakt Kooi met haar achtste grief bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat zij slechts aanspraak kan maken op de contractuele boete van € 500,- gedurende 23 dagen (7 dagen vertraging Blok C en 16 dagen vertraging Blok B). Zij stelt dat het verzuim veel eerder is ingetreden en dat de contractuele boete verschuldigd is over 183 dagen.
griffierecht € 1.780,-
salaris advocaat € 6.962,- (2 punten x tarief V à € 3.481,-),
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest.
3.34 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. Die kosten worden begroot op: € 591,50 (1/2 x tarief II à € 1.183,-).
3.De beslissing
€ 1.780,- griffierecht,
€ 6.962,- salaris advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest;
€ 591,50 salaris advocaat;
wijst af wat verder is gevorderd.