Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
4.De beslissing
in conventie:
in reconventie:
in het incidentex art. 843a Rv, tot op vandaag begroot op:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen General Logistics Systems Netherlands B.V. (GLS) en Allsafe Group B.V. over de onregelmatige opzegging van een vervoersovereenkomst. GLS had in 2009 een pakketshopovereenkomst met Allsafe afgesloten, en in 2020 een vervoersovereenkomst. Na de opzegging van de pakketshopovereenkomst door Allsafe, heeft GLS de vervoersovereenkomst per 1 december 2020 opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen. GLS vorderde betaling van € 58.017,26 voor geleverde diensten, terwijl Allsafe een tegeneis instelde wegens schade door de onregelmatige opzegging. De rechtbank oordeelde dat GLS toerekenbaar tekort was geschoten en dat Allsafe de schadevergoeding mocht verrekenen met een bedrag in depot. GLS ging in hoger beroep.
Het hof oordeelt dat het hoger beroep van GLS slaagt. Het hof wijst de vorderingen van GLS toe en oordeelt dat Allsafe niet kan verweren met een tegenvordering, omdat de schade nog niet is vastgesteld. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Allsafe tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente. De proceskosten worden ook toegewezen aan GLS, terwijl Allsafe in reconventie grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. De incidentele vordering van GLS tot het overleggen van stukken wordt afgewezen. Het hof benadrukt dat de uitleg van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de uitkomst van de zaak.