Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde3],
[geïntimeerden],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van de appellant tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.R.G.M. van Beurden, is in deze procedure in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank die een vordering van de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. P. Sipma, heeft toegewezen. De vordering betreft een betaling op basis van een meerwaardeclausule, die in een akte van verdeling is opgenomen. De rechtbank had de appellant veroordeeld tot betaling van € 588.066,90, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De appellant stelt dat er een kennelijke fout is gemaakt in de berekening van het bedrag, en heeft geprobeerd deze fout te herstellen door een beroep te doen op artikel 31 Rv.
Het hof heeft de procedure bij de rechtbank in zijn geheel bekeken, inclusief eerdere vonnissen en de argumenten van beide partijen. De appellant heeft in zijn dagvaarding in hoger beroep een doorbrekingsgrond gesteld, maar het hof oordeelt dat de rechtbank artikel 31 Rv niet onjuist heeft toegepast. De door appellant aangevoerde gronden voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod zijn niet voldoende onderbouwd. Het hof concludeert dat het hoger beroep niet ontvankelijk is en verwerpt dit. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerden, die zijn vastgesteld op € 343,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 27 juni 2023.