ECLI:NL:GHARL:2023:5391

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.311.834
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsvordering uit onrechtmatige daad wegens verkoop gestolen betonpompmolen; vordering onvoldoende feitelijk onderbouwd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schadevergoedingsvordering van VGH Versicherungen AG, een Duitse verzekeringsmaatschappij, tegen een geïntimeerde die een betonpompmolen heeft verkocht die volgens VGH gestolen was. VGH stelde dat de betonpompmolen, die in juli 2016 was gestolen, via de geïntimeerde bij Yvaga N.V. terecht was gekomen. VGH vorderde schadevergoeding van € 106.000,-, de waarde van de betonpompmolen op het moment van verkoop door de geïntimeerde. De rechtbank had eerder de vorderingen van VGH afgewezen, omdat VGH niet voldoende had aangetoond dat de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen was. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat VGH niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet aansprakelijk was voor de schade, omdat VGH niet had aangetoond dat de betonpompmolen die de geïntimeerde had verkocht, daadwerkelijk de gestolen betonpompmolen was. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelde VGH tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.311.834
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 240389)
arrest van 27 juni 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
VGH Versicherungen AG,
die is gevestigd in Hannover (Duitsland),
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: VGH,
advocaat: mr. A.J. van Bergen,
tegen
[geïntimeerde] ,
die woont in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. H.C.J. Coumou.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 20 december 2022 heeft op 11 mei 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Voor een vaststelling van de feiten verwijst het hof naar r.o. 2.1 t/m 2.9 van het tussenvonnis van 10 juni 2020. Aanvullende feiten en omstandigheden zullen door het hof, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling worden besproken.
2.2
Kort gezegd gaat het in deze zaak om de vraag of [geïntimeerde] aan VGH schadevergoeding moet betalen omdat [geïntimeerde] een betonpompmolen heeft verkocht die eigendom was van VGH.
Verzekeraar VGH heeft in juli 2016 een schade-uitkering gedaan aan haar verzekerde, bij wie een betonpompmolen werd gestolen met een voertuigidentificatienummer (‘VIN nummer’, ook wel chassisnummer) eindigend op -004 (hierna: ‘de gestolen betonpompmolen’). VGH stelt dat zij daarvan naar Duits recht eigenaar is geworden. In 2018 heeft een door VGH ingeschakeld onderzoeksbureau in België, bij Yvaga N.V. (‘Yvaga’), een betonpompmolen aangetroffen van hetzelfde type. Op deze betonpompmolen (‘de Yvaga betonpompmolen’) was aanvankelijk een VIN nummer aangebracht eindigend op -011, maar de heer [naam1] van de Belgische politie (‘ [naam1] ’) heeft vastgesteld dat dat VIN-nummer vals was, omdat het al bij een ander in België ingeschreven voertuig hoorde. [naam1] heeft na onderzoek vastgesteld dat de Yvaga-betonpompmolen in werkelijkheid de gestolen betonpompmolen was. Vervolgens is het VIN nummer eindigend op -011 op last van de Belgische politie weggekruist en in plaats daarvan het VIN-nummer eindigend op -004 aangebracht. De Belgische politie heeft een en ander vastgelegd in een document met als opschrift ‘Attest’, gedateerd 11 december 2018.
Volgens VGH is de gestolen betonpompmolen via verkoper [geïntimeerde] bij Yvaga terecht gekomen en heeft VGH schade geleden doordat [geïntimeerde] onrechtmatig haar eigendom heeft verkocht. [geïntimeerde] heeft betwist dat de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is en dat deze laatste door hem aan Yvaga is verkocht. Volgens [geïntimeerde] heeft hij weliswaar in januari 2018 een betonpompmolen met VIN nummer eindigend op -011 verkocht aan een aan Yvaga gelieerde vennootschap, [naam2] N.V., maar volgens [geïntimeerde] blijkt onder andere uit door hem overgelegde foto’s dat dat niet dezelfde betonpompmolen kan zijn geweest als de Yvaga betonpompmolen die de Belgische politie als de gestolen betonpompmolen heeft aangemerkt.
2.3
VGH vordert kort gezegd primair schadevergoeding van € 106.000,-, volgens haar de waarde van de betonpompmolen op het moment van verkoop door [geïntimeerde] , en subsidiair betaling van het bedrag waarmee [geïntimeerde] volgens VGH ongerechtvaardigd is verrijkt. De rechtbank heeft de vorderingen van VGH in het eindvonnis van 23 februari 2022 afgewezen. Tegen dat vonnis en het tussenvonnis van 25 november 2020 heeft VGH in dit hoger beroep verschillende bezwaren (grieven) aangevoerd. Het hof komt in dit arrest tot de conclusie dat deze bezwaren niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden.
Hierna wordt uitgelegd hoe het hof tot dit oordeel komt.

3.Het oordeel van het hof

3.1
VGH is gevestigd in Duitsland. Het geschil heeft dus internationale aspecten, zodat moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil is een handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de Verordening Brussel I-bis. [1] Op grond van artikel 4 lid 1 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat [geïntimeerde] in Nederland woont.
3.2
De rechtbank heeft VGH in het tussenvonnis van 25 november 2020 opgedragen te bewijzen dat -kort gezegd- de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is. In het eindvonnis van 23 februari 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat VGH dat niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. In haar bewijsoordeel heeft de rechtbank belang toegekend aan de omstandigheid dat zowel [naam1] als [naam3] (een door VGH ingeschakelde expert, hierna: ‘ [naam3] ’), ordernummers van onderdelen van de Yvaga betonpompmolen en chassisnummers met elkaar hebben vergeleken, maar niet tot dezelfde conclusie zijn gekomen: [naam3] heeft, anders dan [naam1] , geconcludeerd dat de ordernummers niet overeenkwamen met de chassisnummers, niet met het chassisnummer eindigend op -011 en niet met het chassisnummer eindigend op -004 (r.o. 4.6.1).
3.3
De rechtbank heeft deze overweging gebaseerd op een door [naam3] als getuige afgelegde verklaring. Deze verklaring houdt onder meer in:

Geen enkel chassisnummer heeft hetzelfde motornummer als ik heb afgelezen op de vrachtwagen. Zowel het horizontale als verticale chassisnummer hoorde niet bij het motornummer dat ik op de stikker op de vrachtwagen aantrof. Ik heb de vraag gesteld aan de toenmalige eigenaar van betonpompmolen hoe dat de politie hierop kwam. De eigenaar wist het ook niet.’Deze constatering van [naam3] volgt ook uit de stukken die hij als bijlage bij zijn expertiserapport van 23 oktober 2019 heeft gevoegd (door VGH overgelegd als productie 9 bij inleidende dagvaarding). Onder de (ongenummerde) bijlagen bij dat rapport bevindt zich een foto van de door [naam3] in zijn verklaring genoemde sticker. Daarop is als motornummer vermeld: [nummer1] . Dat motornummer is ook terug te vinden op een andere bijlage uit hetzelfde rapport. Daaruit is af te leiden dat het motornummer niet hoort bij het VIN nummer eindigend op -011 (‘het VIN011’), en ook niet bij een VIN nummer eindigend op -004 (‘het VIN004’), maar bij een VIN nummer eindigend op -704 (‘het VIN704’).
3.4
VGH heeft in haar memorie van grieven een bezwaar gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat zij niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Zij is daarbij echter in het geheel niet ingegaan op de verklaring van [naam3] waarnaar de rechter in het bewijsoordeel verwijst. Naar het oordeel van het hof had dat wel op haar weg gelegen, in het bijzonder nu de door haarzelf overgelegde bijlagen niet ondersteunen dat de bij Yvaga aangetroffen betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is.
3.5
VGH heeft, om haar standpunt verder met bewijs te onderbouwen, wel als Bijlage 1 bij memorie van grieven een nadere verklaring van politieambtenaar [naam1] overgelegd. [naam1] heeft in die verklaring een aantal foto’s opgenomen. Boven één daarvan staat de tekst ‘
aangetroffen motornummer’. De advocaat van VGH heeft daarvan op de zitting desgevraagd een leesbaar exemplaar getoond, waarvan een kopie aan het proces-verbaal is gehecht. Op die foto is het nummer [nummer2] te zien, op een metalen plaatje dat zich volgens VGH op het motorblok bevindt. Uit de bijlagen bij het rapport van [naam3] kan worden afgeleid dat het door [naam1] gefotografeerde motornummer de stellingen van VGH ondersteunt, omdat dat motornummer bij het VIN004 hoort en dus bij de gestolen betonpompmolen.
3.6
In de memorie van grieven heeft VGH onbesproken gelaten dat op de betonpompmolen -kennelijk- twee verschillende motornummers zijn aangebracht. Desgevraagd heeft de advocaat van VGH -voor het eerst bij de mondelinge behandeling in hoger beroep- daarvoor alsnog een verklaring gegeven: het door [naam3] gefotografeerde motornummer is vals. Dat motornummer is namelijk op een sticker aangebracht, terwijl het door [naam1] gefotografeerde motornummer op een metalen plaatje staat, op de motor zelf. VGH heeft zich verder tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat een op een sticker aangebracht nummer gemakkelijker te vervalsen is dan een nummer dat op de motor in het metaal is aangebracht.
3.7
Voor de juistheid van dat standpunt lijkt naar het oordeel van het hof steun te kunnen worden gevonden in de verklaring van [naam3] . Ook hij lijkt namelijk uitsluitsel over de kwestie van het motornummer te verwachten door onderzoek te doen aan de motor zelf, maar voor hem was dat kennelijk op dat moment niet mogelijk: ‘
Ik heb dan geprobeerd om naar de nummer op de motor zelf te zien. De motornummer staat op een zodanige plaats dat ik alles eraf moest schroeven om dit te kunnen zien maar dit wilden ze niet omdat de betonpompmolen moest blijven draaien.’Kennelijk heeft [naam1] wel onderzoek gedaan aan de motor zelf. Dat kan naar het oordeel van het hof aanleiding geven om meer waarde te hechten aan het door [naam1] gefotografeerde motornummer, dat bij het VIN004 hoort, dan aan het motornummer dat [naam3] heeft gefotografeerd, kennelijk behorend bij het VIN704. De stelling dat bij de Yvaga betonpompmolen het VIN004 hoort, wordt verder ondersteund doordat het (zichtbare deel van een) door [naam1] eveneens gefotografeerd versnellingsbaknummer ook overeenkomt met (een deel van) het in de bijlagen van [naam3] vermelde transmissienummer behorend bij het VIN004.
3.8
Een en ander leidt echter nog niet tot het oordeel dat de Yvaga betonpompmolen dezelfde is als de gestolen betonpompmolen met VIN004. Om die conclusie te rechtvaardigen, had VGH namelijk ook moeten uitleggen hoe het kan dat het door [naam1] gefotografeerde nummer van de op de Mercedes aangebrachte pomp van het merk Schwing niet overeenkomt met het nummer op de factuur van Schwing die VGH als Bijlage 2 bij inleidende dagvaarding heeft overgelegd. Op die factuur is vermeld dat de pomp is gebouwd op een aangeleverd Mercedes voertuig met VIN -004 en dat het gaat om pomp ‘Typ S 24 X [nummer3] ’. Alhoewel het op de foto van [naam1] getoonde identificatieplaatje van Schwing niet geheel leesbaar is, is wel duidelijk dat daarop niet het type- en machinenummer staat dat op de factuur is afgedrukt.
In productie 1 bij memorie van grieven heeft [naam1] uitdrukkelijk vermeld dat hij het pompnummer niet heeft opgevraagd. Gesteld noch gebleken is dat VGH zelf wel enig onderzoek heeft laten doen op basis waarvan zij heeft kunnen vaststellen dat -ondanks de hiervoor gesignaleerde verschillen in pompnummers- de Yvaga betonpompmolen en de gestolen betonpompmolen toch dezelfde zijn.
3.9
VGH heeft op de zitting in hoger beroep nog aangevoerd dat het bij de identificatie van de betonpompmolen met name gaat om het chassisnummer en het motornummer en dat het pompnummer minder van belang is. Dat aan het pompnummer minder belang moet worden toegekend, heeft VGH echter - voor zover die stelling in dit stadium van de procedure nog toelaatbaar is- onvoldoende concreet onderbouwd, ook in het licht van de door haarzelf overgelegde facturen. De door VGH overgelegde factuur van Mercedes voor de truck met VIN004 bedraagt namelijk in totaal € 99.209,73, terwijl uit de factuur van Schwing blijkt dat voor de pomp meer dan tweemaal zoveel in rekening is gebracht, namelijk € 228.004.
3.1
VGH heeft al met al dus niet voldoende aannemelijk gemaakt (en in het licht van de door haarzelf overgelegde producties en concrete verweren van [geïntimeerde] ook niet voldoende onderbouwd) dat de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is. Voor zover de op de zitting in hoger beroep ingenomen nadere stellingen al toelaatbaar zouden zijn en alsnog een voldoende onderbouwing van haar stellingen zouden kunnen vormen, heeft VGH bovendien geen voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan. Aan nadere bewijslevering wordt in hoger beroep dan ook niet toegekomen.
3.11
Anders dan VGH heeft aangevoerd, komt aan de verklaringen van [naam1] geen dwingende bewijskracht toe. Maar ook als daar wel vanuit zou worden gegaan, zou dat niet tot een ander oordeel in deze zaak leiden. Ook als VGH namelijk zou hebben bewezen dat de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is, moet vervolgens nog het verweer van [geïntimeerde] worden beoordeeld dat de Yvaga betonpompmolen niet de betonpompmolen is die hij aan [naam2] N.V. heeft verkocht. Ook dat verweer heeft VGH niet voldoende onderbouwd bestreden. Het had op de weg van VGH gelegen om daarop in haar memorie van grieven uitdrukkelijk te responderen.
3.12
[geïntimeerde] heeft zijn verweer op dit punt bij conclusie van antwoord onderbouwd door te verwijzen naar foto’s die hij heeft gemaakt toen hij de betonpompmolen kocht (producties 5 en 6 conclusie van antwoord). Als productie 5 heeft [geïntimeerde] een foto overgelegd waarop een ingeslagen VIN-nummer (eindigend op 011) is te zien en als productie 6 foto’s van plaatjes met voertuig-specificaties, die volgens [geïntimeerde] op de door hem verkochte betonpompmolen waren aangebracht. [geïntimeerde] heeft erop gewezen dat de weergave van het VIN-nummer op de als productie 5 overgelegde foto afwijkt van de VIN-nummers op de foto’s die VGH in deze procedure heeft overgelegd (zie het VIN004 en het doorkruiste VIN011 in de bijlagen bij het expertiserapport van [naam3] ). Volgens [geïntimeerde] verschilt de wijze waarop deze in het chassis van de vrachtwagen is aangebracht en de locatie ervan. Volgens [geïntimeerde] lijkt de met kruisjes doorgekraste VIN-code in niets op het door [geïntimeerde] in 2016 waargenomen VIN-nummer: op de door VGH overgelegde foto’s is een handmatig ingeslagen of gegraveerd VIN-nummer zichtbaar, op een andere plaats. [geïntimeerde] heeft er daarnaast op gewezen dat ook de fabrieksplaatjes die hij heeft gefotografeerd (met ook daarop leesbaar het VIN-011, zie productie 6) niet te zien zijn op de door VGH overgelegde foto’s van de Yvaga betonpompmolen.
3.13
De rechtbank heeft in r.o. 4.6.4 en 4.6.5 van het vonnis van 23 februari 2022 met betrekking tot deze foto’s (onbestreden) overwogen dat uit de afdruk blijkt dat [geïntimeerde] die op het moment van aankoop heeft gemaakt, op 13-07-2016 om 13.07 uur. De rechtbank heeft verder overwogen: [geïntimeerde] ‘
heeft tijdens zijn getuigenverhoor verklaard dat het nummer dat er in stond toen hij de betonpompmolen kocht, perfect strak was ingeslagen. De rechtbank constateert aan de hand van de foto dat dat juist is. [geïntimeerde] verklaarde dat je daaraan kunt zien dat dat in een fabriek is gebeurd. Op deze foto is ook het Mercedes logo te zien voor het VIN. Dat is voor [geïntimeerde] een teken dat het origineel is. (…)
Voor de rechtbank staat op grond van al het bovenstaande niet vast dat het VIN zoals dat is
te zien op de foto’s die [geïntimeerde] bij zijn aankoop in 2016 heeft gemaakt, niet het originele, in
de fabriek aangebrachte VIN is. Integendeel lijken er meer aanwijzingen te zijn dat dit wel
het originele VIN is.
4.6.5
Op de plaatjes/stickers die op de betonpompmolen zijn aangebracht en die [geïntimeerde] op dezelfde dag heeft gefotografeerd, staat ook het VIN dat eindigt op 4011 (productie 6 van [geïntimeerde] ). Een en ander maakt aannemelijk dat de VIN behoorde bij deze betonpompmolen.’
VGH heeft tegen deze overweging geen voldoende concrete grief gericht.
3.14
[geïntimeerde] heeft zijn verweer dat de Yvaga betonpompmolen niet de betonpompmolen is die hij heeft verkocht, ook onderbouwd door erop te wijzen dat zowel [naam2] als hijzelf de betonpompmolen destijds heeft gecontroleerd op juiste papieren en corresponderend VIN-nummer en dat die onderzoeken niets bijzonders opleverden.
In zijn getuigenverklaring bij de rechtbank heeft [geïntimeerde] verklaard over de controles die hij heeft uitgevoerd:
‘Ik heb dat chassisnummer gecontroleerd, ik heb daar een foto van gemaakt en laten controleren bij de Mercedes Benz dealer Baan te Hengelo, de man is [naam4] , die doet dat altijd. Hij is oud collega van mij en doet dat voor mij. Dan geef ik het chassisnummer door en krijg dan een uitdraai met alle gegevens erop. De motornummers en vin nummers en wanneer hij is afgeleverd. Ik kan kijken of het bouwjaar klopt. Dat doe ik heel vaak. Daar krijg ik een uitdraai van via de mail. Uit de controle kwam dat het voertuig zo hoort te zijn zoals het moet, het klopt bij de truck.’
3.15
Over de controles door [naam2] heeft [geïntimeerde] verklaard:
‘Ik heb de betonpompmolen aan meneer [naam2] verkocht. Hij heeft wel getekend voor controle, ik ben daar niet zelf bij geweest. Bij St. Nicolaas heeft hij hem laten controleren. Voordat de betaling plaatsvindt, is de betonpomp gecontroleerd. De koop is doorgegaan. Hij heeft gezegd dat de controle goed was.’
Deze laatste verklaring wordt ook onderschreven door de verklaring die [naam2] (‘ [naam2] ’) zelf heeft afgelegd tijdens zijn verhoor op 8 april 2021 bij de Rechtbank Dendermonde. Op de vraag of hij het VIN heeft gecontroleerd bij aankoop van de betonpompmolen, heeft [naam2] geantwoord:
‘Ik heb voorafgaand de aankoop van het voertuig contact opgenomen met Jacobs te Sint-Niklaas, de officiële Mercedesdealer. Ik heb hem in kennis gesteld van het VIN. Jacobs heeft mij dan terug gecontacteerd, na controle van het VIN en mij gemeld dat alles OK was. Daarna heb ik beslist om het voertuig aan te kopen.’
3.16
Ook aan deze controles heeft de rechtbank in het vonnis van 23 februari 2022 kennelijk belang toegekend door in 4.6.6 te overwegen:

Tot slot hebben zowel [geïntimeerde] als [naam2] tijdens hun verhoor verklaard dat
zij ten tijde van hun aankoop ( [geïntimeerde] in 2016 en [naam2] op 5 januari 2018) het VIN
hebben gecontroleerd bij een officiële Mercedes garage. [geïntimeerde] bij Baan in Hengelo en
[naam2] bij Jacobs te Sint-Niklaas. Zij hebben beiden te horen gekregen dat er geen
onjuistheden waren. [geïntimeerde] verklaarde dat uit de gegevens die hij terugkreeg bleek dat het
voertuig zo hoorde te zijn zoals het moest, de nummers klopten bij de truck. [naam2]
verklaarde dat hij te horen kreeg dat alles OK was.’
Ook tegen deze overweging heeft VGH bij memorie van grieven geen voldoende duidelijke bezwaren geformuleerd.
3.17
Volgens [geïntimeerde] komt de stelling dat de bij Yvaga N.V. aangetroffen
betonpompmolen dezelfde is als die [naam2] N.V. van hem heeft
gekocht, op nog lossere schroeven te staan doordat [naam2] verder als getuige heeft verklaard dat de betonpompmolen is aangekocht door [naam2] N.V. op 5 januari 2018 en nog steeds in gebruik is bij deze vennootschap sinds ingebruikname op 11 maart 2019. [naam2] heeft uitdrukkelijk verklaard dat de betonpompmolen niet is doorverkocht aan Yvaga NV. Volgens [geïntimeerde] is volstrekt onduidelijk wat er sinds de verkoop in januari 2018 met de door [geïntimeerde] verkochte betonpompmolen is gebeurd.
Het had tenminste op de weg van VGH gelegen om ook op dit verweer voldoende gemotiveerd te reageren en nader te onderbouwen dat de door [geïntimeerde] aan [naam2] N.V. verkochte betonpompmolen -zoals zij stelt- de betonpompmolen is die is aangetroffen bij Yvaga. Uit de stellingen van VGH blijkt niet dat zij nader heeft onderzocht hoe het kan dat de van [geïntimeerde] gekochte betonpompmolen volgens de verklaring van [naam2] sinds de aankoop in 2018 eigendom is gebleven van [naam2] N.V. en door deze vennootschap is gebruikt, terwijl de bij Yvaga aangetroffen betonpompmolen volgens de verklaring van [naam1] door Yvaga is ingevoerd en is voorzien van logo, bedrijfsnaam en adres van Yvaga. VGH heeft naar het oordeel van het hof ook op dit onderdeel onvoldoende concreet op de verweren van [geïntimeerde] gerespondeerd.

4.Slotsom

Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de Yvaga betonpompmolen de gestolen betonpompmolen is. Bovendien is niet vast komen te staan dat de Yvaga betonpompmolen de betonpompmolen is die [geïntimeerde] aan [naam2] N.V. heeft verkocht. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het op de weg van VGH had gelegen om op de gemotiveerde verweren van [geïntimeerde] voldoende concreet te reageren en om in hoger beroep ook voldoende concrete bezwaren aan te voeren tegen de hiervoor aangehaalde uitdrukkelijke overwegingen van de rechtbank. Dat heeft VGH niet gedaan. Aan (nadere) bewijslevering wordt dus niet toegekomen, nog daargelaten dat VGH ook geen voldoende specifiek bewijsaanbod heeft gedaan.
Bij deze stand van zaken bestaat bij een bespreking van de overige grieven, stellingen en verweren geen belang. Dit betekent dat de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd en dat VGH zal worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde] voor de procedure in hoger beroep.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 25 november 2020 en 23 februari 2022;
5.2
veroordeelt VGH in het hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 1.780 aan griffierecht
€ 6.962 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief V).
Deze veroordeling houdt ook een veroordeling in tot betaling van nakosten.
Alle kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.B. Beekhoven van den Boezem, G.P. Oosterhoff en
A.S. Gratama en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1)