In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van het verlaagde omzetbelastingtarief op entreegelden en garderobekosten in uitgaansgelegenheden. De belanghebbende, een fiscale eenheid die meerdere uitgaansgelegenheden exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting die door de Inspecteur waren opgelegd over de jaren 2016 en 2017. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen van € 133.356, € 65.106 en € 35.131, met bijkomende belastingrente en een verzuimboete. De rechtbank Gelderland had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, met uitzondering van de boetebeschikking, die werd vernietigd. De belanghebbende stelde dat het verlaagde tarief van toepassing was op de entreegelden, omdat bezoekers toegang kregen tot muziekuitvoeringen. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de bezoekers voornamelijk kwamen om te socializen en niet primair voor de muziek. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de bezoekers primair voor de muziek kwamen en dat de optredens van de dj's van ondergeschikt belang waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had ook geen recht op een hogere schadevergoeding voor immateriële schade of vergoeding van proceskosten, omdat het hoger beroep ongegrond was verklaard.