ECLI:NL:HR:2013:BZ6801
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om immateriële schadevergoeding na zitting in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De belanghebbende, aangeduid als X te Z, had over de jaren 1991 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en over de jaren 1992 tot en met 1998 in de vermogensbelasting ontvangen, met een verhoging van vijftig procent en heffingsrente. Na bezwaar tegen deze aanslagen, heeft de Inspecteur op 29 oktober 2010 de aanslagen en boetebeschikkingen verminderd tot nihil. Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd. Hiertegen heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, specifiek wat betreft het verzoek om vergoeding van immateriële schade. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft bepaald dat de Staat het griffierecht van € 115 aan de belanghebbende moet vergoeden en heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 283,20.
De zaak is behandeld na een verzoek van de belanghebbende om het onderzoek te heropenen, wat door het Hof was geweigerd. De Hoge Raad oordeelde dat de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak door het Hof niet in acht was genomen, waardoor de redelijke termijn was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de belanghebbende recht had op heropening van het onderzoek en een verzoek tot vergoeding van immateriële schade kon indienen. De uitspraak van het Hof kon om deze reden niet in stand blijven.