ECLI:NL:GHARL:2023:5202

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
200.319.956/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en afwijzing vorderingen in hoger beroep inzake contractuele verplichtingen en betaling van meerwerk

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Tendemm B.V. tegen Jorni Machines & Parts International B.V. De zaak betreft de ontwikkeling, bouw en levering van machines voor de bloemenbranche. Tendemm, de appellante, was in eerste aanleg gedaagde en had een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat Jorni in het gelijk stelde, aangevochten. Het hof oordeelde dat de door Jorni gevorderde bedragen niet toewijsbaar zijn. De rechtbank had Tendemm veroordeeld tot betaling van € 6.797,50 en € 36.000,- aan Jorni, maar het hof vernietigde dit vonnis. Het hof stelde vast dat de voorwaarden voor betaling van het meerwerk niet waren vervuld, omdat Jorni niet tijdig aan de contractuele verplichtingen had voldaan. Daarnaast oordeelde het hof dat de ontbinding van de overeenkomst door Jorni niet op toereikende gronden was gedaan, waardoor de verplichting tot betaling van de resterende engineeringskosten was komen te vervallen. Het hof compenseerde de proceskosten in eerste aanleg en veroordeelde Jorni in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 20 juni 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.319.956/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 531935)
arrest van 20 juni 2023
in de zaak van
Tendemm B.V.,
gevestigd te Huizen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Tendemm,
advocaat: mr. W.H.J. Luijer te Loosdrecht,
tegen
Jorni Machines & Parts International B.V.,
gevestigd te Huizen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Jorni,
niet verschenen.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
1 juni 2022 dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, (hierna: de rechtbank) heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 20 juli 2022;
- het exploot van 3 november 2022;
- de memorie van grieven van 21 maart 2023;
- het tegen Jorni verleende verstek.
2.2
Vervolgens heeft Tendemm de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.Waar gaat deze procedure over?

3.1
Deze zaak gaat over de ontwikkeling, bouw en levering van een of meer machines die kartonnen emmers kan (kunnen) maken voor de bloemenbranche. Partijen twisten onder meer over de vraag wat de juridische en financiële gevolgen zijn van het einde van hun contractuele verhouding.
3.2
Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de door Jorni in eerste aanleg gevorderde bedragen niet toewijsbaar zijn en zal dit na een bespreking van de feiten en de beslissing van de rechtbank verder toelichten.

4.De feiten

4.1
Jorni ontwikkelt en fabriceert in opdracht en voor rekening van derden apparaten voor industriële toepassingen. Tendemm ontwikkelt en fabriceert milieuvriendelijke verpakkingen van papier en karton. Appels is op dit moment bestuurder van Tendemm.
4.2
Tendemm heeft een achthoekige kartonnen emmer ontwikkeld voor de bloemenbranche. Op 9 oktober 2017 heeft Jorni een offerte toegestuurd aan Tendemm voor het ontwerpen, produceren en leveren van een machine die deze kartonnen emmers kan maken. In de offerte staat dat het ontwerp met proefopstellingen € 45.000,00 kost.
4.3
Op 5 oktober 2017 heeft Jorni per e-mail het volgende aan Tendemm bericht:
“ [naam1] (het hof voegt toe: [functie] van Jorni ) is bereid om de engineerskosten te verspreiden over meerdere opdrachten. Om het niet moeilijk te maken hebben we afgesproken om de ontwerpkosten van de assemblagemachine hiervoor te gebruiken t.w. € 45.000,00. Afgesproken om deze over 5 machines te verdelen: € 9.000,00 ieder. Dus de eerste machine komt op € 91.000,00 totaal. De prijs van de volgende machine moet nog exact bepaald worden maar zal dan vermeerderd worden met € 9.000,00 en dan wel de eerst komende 4 machines. Deze € 9.000,00 zullen alleen bij de assemblagemachines berekend worden. (…)”.
4.4
Op 9 oktober 2017 hebben Jorni en Tendemm een overeenkomst getekend waarin onder andere staat:
“Tendemm geeft Jorni exclusiviteit met betrekking tot het vervaardigen van machines voor de assemblage en het stapelen van bovengenoemde achthoekige kartonnen emmers alsmede voor het vouwen en vullen van deze emmers, mits de kosten daarvan marktconform zijn.
Zonder toestemming van Tendemm is het Jorni niet toegestaan voor derden machines te bouwen voor het assembleren en stapelen van achthoekige kartonnen emmers alsmede voor het vouwen en vullen van deze emmers.”
4.5
Een door [naam1] ondertekende brief van 1 oktober 2018 van Tendemm aan Jorni vermeldt, voor zover van belang:
“Door een wijziging bij de vouwmachine (…) geven wij Jorni maximaal 4 weken meer tijd voor het afronden van de vouw/plakmachine. Hiermee komt de aflevering van deze machine op vrijdag
9 november 2018.
Aangezien door jou is aangegeven dat deze wijziging ook consequenties heeft voor de levering van de andere 2 machines (assemblage- en watervulmachine) mogen deze machines ook op 9 november a.s. worden geleverd.
Wij gaan ervan uit dat alle 3 machines op de afleverdatum volgens de gemaakte afspraken werken en de productie kunnen leveren welke zijn afgesproken. Indien Jorni deze afspraken nakomt zal het meerwerk van € 6.000,00 aan Tendemm gefactureerd mogen worden.
Het niet naleven van deze afspraken zullen de consequentie hebben die we besproken hebben op
28 augustus, en die bevestigd zijn in onze mail van 10 september j.l., hieronder nogmaals omschreven.
Bij het niet behalen van de deadline zal het intellectueel eigendom, de tekeningen alsmede de machines inclusief de reeds bestelde en nog te monteren onderdelen eigendom worden van Tendemm.
Het staat Tendemm vrij om bij het niet behalen van de deadline de opdracht terug te nemen en op zoek te gaan naar een alternatieve machinebouwer.”
4.6
Op 24 juni 2019 is de machine geïnstalleerd. Op dezelfde dag heeft Jorni aan Tendemm een factuur van € 11.797,50 inclusief btw verzonden. Van deze factuur heeft Tendemm een bedrag van € 6.797,50 inclusief btw onbetaald gelaten.
4.7
Tendemm heeft Jorni gevraagd een offerte toe te sturen voor vier extra machines. Jorni heeft Tendemm over de prijs van de extra machines een Whatsapp bericht toegestuurd:
“Prijs zal nagenoeg gelijk blijven, engineering ca € 15.000,00. Echter wel een plan om nog openstaande engineeringkosten van € 36.000,00 weg te werken. Daarnaast ook bevestiging wanneer het restant dat nog openstaat wordt voldaan. Was te laat terug om de bestaande offerte aan te passen en te mailen.”
4.8
Jorni heeft ook een offerte opgesteld voor de vier machines. Op de mondelinge behandeling bij de rechtbank is gebleken dat deze offerte naar een onjuist e-mailadres is verzonden en Tendemm niet heeft bereikt.
4.9
Tendemm heeft een andere fabrikant benaderd voor het realiseren van een machine(lijn) die de kartonnen emmers maakt.
4.1
Jorni heeft Tendemm en Appels verzocht de nog openstaande factuur van
€ 6.797,50 te betalen. Ook heeft Jorni Tendemm en Appels verzocht opdracht te geven voor het maken van de overige vier machines of, zo niet, de resterende engineerskosten van
€ 36.000,00 en de gederfde winst van € 12.500,00 per machine (totaal € 50.000,00) te betalen. Tendemm en Appels hebben aan deze verzoeken niet voldaan.

5.De vorderingen van Jorni en de beslissing van de rechtbank

5.1
Jorni heeft bij de rechtbank, kort gezegd, betaling gevorderd van diverse bedragen alsmede veroordeling van Tendemm in de kosten van het geding.
5.2
De rechtbank heeft Tendemm veroordeeld om aan Jorni te betalen € 6.797,50 en
€ 36.000,-, te vermeerderen met btw en de rechtbank heeft Tendemm veroordeeld in de kosten van het geding.

6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

De vorderingen in hoger beroep
6.1
Tendemm vordert in het hoger beroep, kort gezegd, vernietiging van het vonnis van de rechtbank van 1 juni 2022 (hierna: het vonnis) en alsnog afwijzing van de vorderingen van Jorni, met veroordeling van Jorni in de kosten van het geding in beide instanties.
6.2
Tendemm heeft in hoger beroep vijf Romeins genummerde grieven (bezwaren) tegen het vonnis geformuleerd. Jorni heeft daar niet op gereageerd; zij is in hoger beroep niet ‘verschenen’.
6.3
Het hof zal de grieven hierna zoveel mogelijk tezamen en thematisch behandelen.
De feitenvaststelling door de rechtbank
6.4
Met haar eerste grief stelt Tendemm de juistheid van de feitenvaststelling door de rechtbank ter discussie. Bij behandeling van die grief heeft Tendemm geen belang nu het hof in dit arrest de feiten zelfstandig heeft vastgesteld en het door Tendemm gestelde op de uitkomst van deze zaak geen invloed heeft.
Het toegewezen bedrag van € 6.797,50
6.5
Grief II stelt de beslissing van de rechtbank tot toewijzing van het bedrag van € 6.797,50 aan meerwerk aan de orde. Tendemm stelt dat Jorni eerst recht zou hebben op betaling van dit bedrag als de assemblage,- vouw- en watervulmachine op de afleverdatum volgens de gemaakte afspraken zouden werken en de afgesproken productie konden leveren. Tendemm stelt dat, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de watervulmachine in het geheel niet door Jorni geleverd is, aan de overeengekomen voorwaarde voor betaling niet is voldaan. Ook beroept Tendemm zich op verrekening.
6.6
Het hof stelt voorop dat de rechtbank in navolging van partijen heeft vastgesteld dat de door [naam1] (Jorni) ondertekende brief van 1 oktober 2018 nadere afspraken tussen partijen bevat, onder andere ten aanzien van het door Jorni mogen factureren van meerwerk ten belope van € 6.000,-. Uit de formulering van deze brief kan redelijkerwijs niet anders worden opgemaakt dan dat daarin het recht op betaling van het genoemde bedrag aan meerwerk van € 6.000,- afhankelijk is gesteld van het tijdig (uiterlijk op 9 november 2018) door Jorni nagekomen zijn van de in die brief genoemde afspraken. Niet in geschil is dat (i) (onder meer) de in de brief genoemde deadline van 9 november 2018 niet door Jorni is gehaald en (ii) de deels onbetaald gelaten factuur met nummer 5545.1 voor een bedrag van
€ 6.000,-, exclusief btw, betrekking had op het in genoemde brief aangeduide meerwerk. De conclusie op basis van het voorgaande moet dan zijn dat de in de brief opgenomen (opschortende) voorwaarde (voor het aan de kant van Jorni ontstaan van een recht op betaling van dit bedrag) niet in vervulling is gegaan en er dus voor dit bedrag aan de kant van Tendemm geen betalingsplicht is ontstaan. Dit zou wellicht anders kunnen zijn indien Jorni in dit kader feiten of omstandigheden had aangevoerd, waaruit zou volgen dat een beroep op de hiervoor genoemde voorwaarde zou afstuiten op de redelijkheid en billijkheid (vgl. art. 6:23 BW), maar dergelijke feiten of omstandigheden heeft Jorni in dit geding niet naar voren gebracht. Nu de grief reeds vanwege het voorgaande slaagt, kan het verrekeningsverweer van Tendemm verder onbesproken blijven.
Het toegewezen bedrag van € 36.000,-
6.7
Tendemm heeft in hoger beroep geen grieven gericht tegen de vaststelling van de rechtbank dat partijen op 5 oktober 2017 hebben afgesproken de engineeringskosten over vijf machines te spreiden, zodat bij elke machine € 9.000,- in rekening zou worden gebracht. Evenmin heeft Tendemm grieven gericht tegen het impliciete oordeel van de rechtbank dat de vordering tot betaling aan Jorni van de resterende engineeringskosten van € 36.000,-, te vermeerderen met btw, contractueel van aard is. Wel komt Tendemm met haar derde en vierde grief op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij, ondanks het afnemen van slechts één machine, gehouden is de resterende engineeringskosten, vermeerderd met btw, te voldoen. Ook deze grieven slagen. Tendemm heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep betoogd dat niet zijzelf, maar Jorni de contractuele verhouding heeft beëindigd en wel met haar ontbindingsbrief van 21 oktober 2021. Naar het hof begrijpt, bestrijdt Tendemm weliswaar dat die ontbinding op toereikende gronden is gedaan, maar betwist zij het door Jorni gestelde rechtsfeit van het ontbonden zijn van de overeenkomst niet. Zij wijst er onder meer op dat art. 6:271 BW bepaalt dat een ontbinding de contractspartijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen en stelt dat, voor zover de engineeringskosten al € 45.000,- zouden hebben bedragen, haar verplichting tot betaling van het restant van € 36.000,- in ieder geval op de voet van genoemde wetsbepaling is komen te vervallen. Het hof ziet, mede gelet op het bepaalde in art. 6:271 BW, geen aanleiding daar anders over te oordelen. Hetgeen overigens in dit kader door Tendemm naar voren is gebracht kan verder onbesproken blijven.
Proceskosten eerste aanleg
6.8
In het feit dat Tendemm haar stellingen eerst in hoger beroep voldoende heeft uitgewerkt ziet het hof aanleiding de proceskosten van partijen in eerste aanleg te compenseren op de wijze zoals in het dictum vermeld. Grief V, waarin wordt bepleit dat Jorni in de kosten van eerste aanleg had moeten worden veroordeeld, faalt in zoverre.

7.De slotsom

De slotsom is dat de grieven II, III en IV doel treffen en het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Jorni zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten daarvan (tariefgroep IV, 1 punt). Onder die kosten vallen ook de nakosten en de wettelijke rente daarover, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. [1]

8.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
- wijst de vorderingen van Jorni af;
- compenseert de proceskosten in eerste aanleg, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
- veroordeelt Jorni in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tendemm vastgesteld op € 2.135,- voor verschotten en op € 2.157,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
- verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, G. van Rijssen en J.E. Wichers en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.