ECLI:NL:GHARL:2023:5187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
200.325.298
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de vervangende toestemming voor het verblijf van de vader met zijn dochter in België tijdens zijn zorgweekenden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de moeder tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De moeder had in kort geding vervangende toestemming gevorderd voor twee vakantiereizen met haar dochter, terwijl de vader in reconventie toestemming had gevraagd om met de dochter in Vlaanderen te verblijven tijdens zijn zorgweekenden. De voorzieningenrechter had beide vorderingen toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De moeder heeft vervolgens in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de voorzieningenrechter, specifiek voor de toewijzing van de eis van de vader.

Het hof heeft de vordering van de moeder afgewezen. Het hof overwoog dat de belangenafweging in het nadeel van de moeder uitvalt, omdat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van de voorzieningenrechter. De moeder had onvoldoende onderbouwd dat de vader in België woont of dat hij de zorgweekenden met de dochter daar volledig zou doorbrengen. De vader had verklaard dat hij in de omgeving van de woonplaats van de moeder woont en dat hij de zorgweekenden met de dochter in Nederland kan doorbrengen. Het hof concludeerde dat het belang van de moeder bij schorsing van de uitvoerbaarheid niet zwaarder weegt dan het belang van de vader bij de uitvoering van het vonnis. De incidentele vordering werd afgewezen, en het hof bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.298
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 552011
arrest van 20 juni 2023
in het incident in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld en een eis in het incident
en bij de rechtbank optrad als eisende partij
hierna: de moeder
advocaat: mr. B. Stelling
tegen
[verweerder]
die woont in [woonplaats2] [1]
die verweer heeft gevoerd in het incident
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde partij en een eigen vordering heeft ingesteld
hierna: de vader
advocaat: mr. C.A.Th. Philipsen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in kort geding dat de voorzieningenrechter in rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 9 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in spoedappel met grief en met incidentele vordering van de moeder tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de voorzieningenrechter ex artikel 351 Rv;
  • de memorie van antwoord in incident van de vader.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de dochter] , geboren [in] 2018. Partijen hebben samen het gezag over [de dochter] . Bij beschikking van 14 november 2022 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld, in afwachting van de uitkomst van mediation of ouderschapsbemiddeling. De zorgregeling houdt in dat [de dochter] eens in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader in [woonplaats2] verblijft.
2.2.
De moeder heeft in kort geding bij de voorzieningenrechter vervangende toestemming gevorderd voor twee vakantiereizen van de moeder met [de dochter] . De vader heeft in reconventie vervangende toestemming gevorderd om met [de dochter] in Vlaanderen te verblijven tijdens de dagen dat hij conform de zorgregeling de zorg over [de dochter] heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de moeder in conventie en de vordering van de vader in reconventie toegewezen en heeft het vonnis, zonder nadere motivering, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
In dit incident vordert de moeder schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 maart 2023 voor zover het de toewijzing van de eis van de vader betreft. Het hof zal deze vordering afwijzen en legt hieronder uit waarom.
Juridisch kader
2.4
Wanneer een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is deze uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij uitvoering van het vonnis. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Nu de rechtbank geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, zal het hof de belangen van partijen afwegen. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden. [2]
Standpunten van de moeder
2.5
De moeder heeft aangevoerd dat haar belang voor de schorsing van de tenuitvoerlegging is gelegen in de veiligheid van [de dochter] , die wordt geschaad als
[de dochter] de zorgweekenden van de vader volledig in België doorbrengt. Het vonnis van de voorzieningenrechter berust op een feitelijke misslag, omdat de voorzieningenrechter er niet mee bekend was dat de vader naar België is verhuisd. De vader heeft – zo blijkt achteraf – met zijn eis in reconventie bedoeld vervangende toestemming te verkrijgen om de zorgweekenden met [de dochter] volledig bij hem thuis in België door te kunnen brengen en hij interpreteert het vonnis van de voorzieningenrechter ook op die wijze. De vader heeft een minder groot belang bij de uitvoerbaarheid bij voorraad, omdat de zorgweekenden van de vader gewoon doorgang kunnen vinden in [woonplaats2] . Daarnaast heeft de vader geen toestemming gevraagd voor een specifieke datum waarop hij naar België wil afreizen.
De vader heeft, kort gezegd, geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde schorsing.
Het oordeel van het hof
2.6
Het hof is van oordeel dat de belangenafweging in het nadeel van de moeder uitvalt en dat van een kennelijke misslag geen sprake is, en legt dat hieronder uit.
2.7
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder, gelet op de gemotiveerde betwisting van de vader, onvoldoende onderbouwd waarop zij baseert dat de vader in België woont of dat hij het vonnis ziet als een vrijbrief om de volledige zorgweekenden met [de dochter] in België door te brengen. Hij is volgens zijn verklaring tijdens de zorgweekenden überhaupt nog niet met [de dochter] in België geweest. Wellicht woonde de vader enige tijd geleden tijdelijk in België, zoals hijzelf verklaart in zijn e-mailbericht van 14 maart 2023, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen dat daarvan nu nog sprake zou zijn. De vader heeft (inmiddels) diverse keren verklaard dat hij in de omgeving van [woonplaats1] woont. Overigens hebben die verklaringen plaatsgevonden in de periode na het instellen van de incidentele vordering, zodat de incidentele vordering wellicht achterhaald is. Omdat de vader niet de bedoeling heeft om de zorgweekenden met [de dochter] (zo goed als) volledig in België door te brengen en hij daarvoor ook geen aanleiding heeft omdat hij niet (meer) in België woont, is van een feitelijke misslag niet gebleken. Van een onveilige of schadelijke situatie voor [de dochter] die zou bestaan als de vader zijn zorgweekenden met [de dochter] in België zou doorbrengen is daarom geen sprake. Dat de vader een ondergeschikt belang heeft ten opzichte van de moeder, omdat hij de zorgweekenden met [de dochter] in [woonplaats2] kan doorbrengen, is op zichzelf ook onvoldoende voor de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad. Gelet op het voorgaande weegt het belang van de moeder bij schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad niet zwaarder dan het belang van de vader.
2.8
Het hof zal de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank van 9 maart 2023 daarom afwijzen en bepalen dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (familieverhoudingen).
2.9
De hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof:
in het incident:
1. wijst het gevorderde af;
2. bepaalt dat iedere partij zijn eigen kosten van het incident draagt;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
3. bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;
4. iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, D.M.I. De Waele en G.R. den Dekker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.

Voetnoten

1.Ten tijde van de dagvaarding bij de rechtbank verblijvend op een geheim adres in de gemeente [de gemeente] dat door de deurwaarder is gecontroleerd in de BRP.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.