Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het oordeel van het hof
Inleiding
gewijzigdvoor wat de pachtprijs betreft. Bij een pachtwijzigingsovereenkomst blijven de oorspronkelijke ingangsdatum en de datum van inzending in stand. Niet weersproken is dat [verpachter] destijds in 2012 en in 2015 de geliberaliseerde pachtovereenkomsten tijdig heeft ingezonden als bedoeld in artikel 7:321 lid 1 BW. Met de inzending van het arrest van het hof is volgens de beslissing van de grondkamer geen nieuwe pachtovereenkomst ingezonden. Voor zover de beslissing dat sprake is van een wijziging van de eerder goedgekeurde pachtovereenkomsten en niet van een nieuwe overeenkomst tot de bevoegdheid van de pachtkamer hoort, is het hof het met de (alsdan voorlopige) beslissing van de grondkamer eens. De grondkamer heeft de oorspronkelijk ingediende pachtovereenkomsten, die inmiddels zijn gaan samenlopen, aanvullend getoetst voor zover het de pachtprijs betreft omdat de kwalificatie ervan door de uitspraak van het hof was gewijzigd. Daarmee heeft de grondkamer die oorspronkelijke pachtovereenkomsten slechts gewijzigd. Er is dan ook geen reden om, zoals de pachtkamer in Middelburg heeft gedaan, de sanctie van artikel 7:322 lid 1 BW toe te passen en de geliberaliseerde pachtovereenkomst(en) te laten voortduren tot 10 juli 2031. Het hoger beroep van [verpachter] slaagt dus en het hof zal de vordering van [pachter] alsnog afwijzen.
wijzigtdaarin slechts de pachtovereenkomst(en). Het hof ziet in elk geval geen aanleiding om enig rechtsgevolg te verbinden aan de opmerkingen uit het voorlopig oordeel of de in verband daarmee verstuurde brieven door de grondkamer.
3.De beslissing
€ 200)