Uitspraak
Langius Holding B.V.
de curator
[naam1]
[geïntimeerde]
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het verdere oordeel van het hof
primair- net als bij dagvaarding in hoger beroep - vergoeding van de waarde van de bedrijfswagens begroot op € 23.595,00 aan de boedel van Langius Holding B.V. (hierna: Langius Holding), te vermeerderen met - zo volgt uit de akte wijziging van eis - de wettelijke handelsrente. Daarenboven vordert hij thans - zo volgt uit de akte wijziging van eis -
subsidiairteruggave van de bedrijfswagens en vergoeding van het verschil in waarde van de bedrijfswagens op het moment van overdracht aan [naam1] (hierna: KR TLD) en het moment van teruggave, te vermeerderen met de wettelijke rente, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
“een indicatie wat de auto destijds (…) op het moment van verkoop had kunnen opbrengen op de markt”. Het hof ziet dan ook geen aanleiding bij het bepalen van de schadevergoeding aan te sluiten bij deze taxatie. De executiewaarde kan alleen al niet als uitgangspunt worden gehanteerd, omdat de curator niet gehouden is de bedrijfswagens te veilen. Ook ziet het hof geen aanleiding aan te knopen bij de bedragen die [geïntimeerde] naar eigen zeggen voor deze bedrijfswagens heeft ontvangen. Nergens uit blijkt immers dat deze bedragen gerelateerd zijn aan de waarde van de bedrijfswagens ten tijde van de overdracht aan [geïntimeerde] . Voor zover (de advocaat van) [geïntimeerde] bij de mondelinge behandeling bedoeld heeft te betogen dat bij het bepalen van de schadevergoeding aangeknoopt dient te worden bij de boekwaarden van de bedrijfswagens, gaat het hof daaraan om dezelfde reden voorbij.