Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“een langere termijn leerproces”kan doorgroeien
“in een geleidelijke ontwikkeling”naar de functies van hoofduitvoerder of projectbegeleider. Uit dit rapport:
“De nieuwe functie treed naar verwachting binnen 5 jaar in werking. Hij gaat dan zelfstandig projecten leidien onder verantwoording van de projectleider”. Het functioneren van [appellant] is door BAM gedurende het dienstverband regelmatig beoordeeld. Deze beoordelingen waren zonder uitzondering positief. De laatste jaarbeoordeling ziet op het jaar 2015 en dateert van 20 januari 2016. Onder conclusie beoordelaar staat:
“Bedankt voor jouw inzet en prettige samenwerking. C omdat [appellant] in 2015 naar hogere functiegroep is gegaan. B omdat [appellant] toe is aan volgende carrièrestap: Projectbegeleider. Samenvattend oordeel: B/C”B staat voor:
“heeft een waardevolle bijdrage geleverd en over de hele linie de vereisten van de functie overtroffen”. C:
“heeft een bijdrage geleverd zoals werd verwacht en heeft naar behoren gefunctioneerd.”Een vakje in het beoordelingsformulier kent als opschrift:
“Overige ontwikkelaspecten (Dit zijn ontwikkel- en aandachtspunten op het gebied van kennis, ervaring en competenties die relevant zijn voor de verdere toekomst van de medewerk(st)er bijvoorbeeld als voorbereiding op een andere functie binnen onze organisatie. Veelal zullen zij afkomstig zijn uit een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). Zij worden wel in de coaching maar uiteraard niet meegenomen in de beoordeling in de huidige functie.)”Het vakje is niet ingevuld.
.
“bezwaarprocedure”wordt ingevuld je wordt doorgeleid naar een pdf genaamd:
“BAM Functiewaarderingssysteem”. Als dan die pdf wordt geopend staat op bladzijde 3 het tussenkopje
“Bezwaren met betrekking tot de functie-indeling”en daarin is uitgelegd dat er een bezwaarcommissie is, zonder dat overigens de contactgegevens van deze commissie zijn vermeld. [appellant] heeft zeven
“print screens”in het geding gebracht met op elkaar gelijkende zoekopdrachten (gemene deler:
“bezwaarprocedure”) met als resultaat:
“Er zijn geen resultaten gevonden op deze site voorbezwaarprocedure functie indeling”. Deze zoekopdracht is, naar [appellant] heeft uitgelegd, gegeven door een voormalige collega van [appellant] die nog bij BAM werkt. Op de mondelinge behandeling is door BAM desgevraagd geantwoord dat bij BAM circa 8.000 mensen werken en dat de bezwaarcommissie drie keer per jaar in actie komt. Gelet op deze argumentatie van partijen wordt geoordeeld dat er niet vanuit kan worden gegaan dat door BAM voldoende ruchtbaarheid is gegeven aan het bestaan van de Bezwaarcommissie. Uit de producties van zowel BAM als [appellant] volgt dat deze via intro niet dan wel niet goed vindbaar is. Evenmin is gebleken dat in de jaarbeoordelingen wordt verwezen naar de bezwaarmogelijkheid terwijl BAM wel stelt maar niet aannemelijk maakt dat de Bezwaarcommissie daadwerkelijk actief is. Zo legt zij bijvoorbeeld geen uitspraken van deze commissie over maar zij volstaat met de mededeling dat deze drie keer per jaar actief is. Een en ander betekent dat het hof van oordeel is dat door BAM onvoldoende is gesteld om ervan te kunnen gaan dat [appellant] wist, dan wel kon weten, van het bestaan van de Bezwaarcommissie. Dat [appellant] geen bezwaar tegen zijn indeling heeft gemaakt kan dan ook niet als een bijzondere omstandigheid gelden op grond waarvan bij BAM het gerechtvaardigd vertrouwen is kunnen ontstaan dat hij zijn rechten op een correcte schaalindeling zou hebben laten varen. Nu BAM geen andere bijzondere omstandigheden heeft gesteld is geen sprake van rechtsverwerking.
“Mijn werkzaamheden werden overgenomen door [appellant] . Hij was de enige collega die mijn taken kon overnemen. De werkzaamheden moesten doorlopen voor de klant. Ik heb mijn werkzaamheden geïnventariseerd en ik heb [appellant] meegenomen in de lopende projecten. Nieuwe opdrachten moesten meteen door hem worden opgepakt. Naast de taken die [appellant] van mij over nam, had hij zijn eigen werkzaamheden. De taken die [appellant] van mij over nam, waren taken die behoren bij de functie van projectbegeleider.”Mevrouw [naam2] was als werknemer van BAM belast met de administratie van de projecten van [naam1] en zij verklaart hierover op 24 mei 2019 als getuige onder ede:
“Toen [naam1] omstreeks 2012 vertrok, is zijn werk over een aantal personen verdeeld. De heer [appellant] nam drie kwart van de werkzaamheden van de heer [naam1] over en hij is dat werk blijven doen tot twee jaar geleden.”Verder brengt [appellant] tal van inhoudelijke documenten van de overgenomen projecten in het geding waarop zijn naam staat en als functieaanduiding “projectbegeleider”. Overwogen wordt dat [appellant] hiermee in elk geval aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanaf 1 januari 2013 een niet onbelangrijk gedeelte van de werkzaamheden van [naam1] als projectbegeleider heeft overgenomen en dat hij die werkzaamheden de jaren nadien is blijven uitvoeren.