Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep in zaaknummer 200.310.953,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen na een echtscheiding, alsook om de vaststelling van kinder- en partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verweerder in het principaal hoger beroep, zijn in 2013 gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben samen twee minderjarige kinderen. De man heeft eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de echtscheiding op 29 april 2019 is uitgesproken. De rechtbank Gelderland heeft in eerdere beschikkingen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de alimentatie vastgesteld. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen de beslissingen van de rechtbank, onder andere met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap en de hoogte van de alimentatie. Het hof heeft de grieven van de vrouw en de man beoordeeld en heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.477 per maand, ingaande op 1 juli 2022. Tevens heeft het hof bepaald dat de openstaande belastingaanslagen van de vennootschappen door beide partijen gezamenlijk gedragen dienen te worden. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.