ECLI:NL:GHARL:2023:4346

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.303.931/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over non-conformiteit en dwaling bij de aankoop van een Ferrari 456 GT

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], de koper van een Ferrari 456 GT, en [geïntimeerde], de verkoper, over de vraag of de auto voldeed aan de koopovereenkomst. [appellant] heeft de auto op 2 juli 2017 gekocht voor € 72.000,- zonder een proefrit te maken. Na de aankoop ontdekte hij dat de auto betrokken was geweest bij een ongeval in de Verenigde Staten en een 'junk title' had. Hij vorderde onder andere ontbinding van de koopovereenkomst op grond van non-conformiteit en dwaling. De rechtbank Overijssel wees zijn vorderingen af, waarna [appellant] in hoger beroep ging.

Het hof oordeelt dat [appellant] niet kan bewijzen dat de auto op het moment van de koop niet aan de overeenkomst voldeed. Het hof stelt vast dat de auto goedgekeurd was door de RDW en recentelijk apk-goedgekeurd was. Bovendien had [appellant] de auto zonder enige vorm van onderzoek gekocht, wat zijn risico vergrootte. Het hof concludeert dat er geen sprake is van non-conformiteit, omdat de auto geschikt was voor normaal gebruik. Ook het beroep op dwaling faalt, omdat [appellant] niet kan aantonen dat hij een onjuiste voorstelling van zaken had. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.303.931/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 258181)
arrest van 23 mei 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiser
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H.C.J. Coumou, die kantoor houdt te Apeldoorn,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [naam1],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde] ,
advocaat: mr. W.J.A. van Es, die kantoor houdt te Steenwijk.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Het hof verwijst voor het procesverloop in hoger beroep naar het tussenarrest van 20 september 2022. In dit arrest is een mondelinge behandeling bepaald, die is gehouden op 9 maart 2023 en waarvan een verslag (proces-verbaal) is opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen ieder nog twee producties in het geding gebracht. Partijen hebben aan het eind van de mondelinge behandeling het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en de beslissing van de rechtbank

2.1
Het gaat in deze zaak achtereenvolgens om beantwoording van de vragen of de door [appellant] gekochte Ferrari 456 GT beantwoordt aan de met [geïntimeerde] gesloten koopovereenkomst, of [appellant] heeft gedwaald ten aanzien van essentiële eigenschappen van deze auto en of [geïntimeerde] jegens [appellant] aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad.
Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[geïntimeerde] drijft een eenmanszaak genaamd [naam1] en verkoopt onder andere
klassieke auto's.
2.3
Op een evenement gehouden op 2 juli 2017 in [woonplaats1] heeft [geïntimeerde] een Ferrari 456 GT uit 1995 (hierna: de auto) te koop aangeboden. De auto was geïmporteerd vanuit de Verenigde Staten en op de teller stond ruim 30.000 mijl. De onderhoudshistorie van de auto was onbekend en door [geïntimeerde] werd geen garantie gegeven op de auto. De auto was op 26 januari 2016 apk-goedgekeurd door Autoservice Heesakker te Oosterhout en op
9 maart 2017 apk-goedgekeurd door Auto-Move.
2.4
[appellant] heeft zonder een proefrit te maken de auto op het evenement gekocht van
[geïntimeerde] voor een bedrag van € 72.000,- en heeft op 2 juli 2017 de koopsom giraal voldaan.
[appellant] heeft van [geïntimeerde] een factuur gedateerd 2 juli 2017 ontvangen met onder andere de
vermelding:

This Ferrari whit registration [kenteken] is sold on consignment by [naam1] . The car is
sold without warranty and in the state in which he is located, which is known by the buyer
after an extensive investigation and test drive. The buyer is aware that this classic car is 22
years old and that possible defects are on his own risk. There is no reference about the
mileage and there is no service history. Disputes According to Dutch law.
2.5
Op 4 juli 2017 zijn [appellant] en [geïntimeerde] een consignatieovereenkomst aangegaan
waarbij [geïntimeerde] als bemiddelaar de auto van [appellant] in consignatie heeft gekregen om deze in
zijn showroom te plaatsen en te verkopen. In de consignatieovereenkomst is onder andere
opgenomen:
‘(…) Bemiddelaar is niet aansprakelijk voor technische mankementen gedurende consignatie
periode, eventuele reparatiekosten zijn voor rekening eigenaar en worden vooraf overlegd.(…) Eigenaar verklaart dat voertuig in de staat verkeerd waarin auto zich bevindt (…)
2.6
In opdracht van [appellant] is de auto op 7 augustus 2017 voor de verzekering
geïnspecteerd door taxateur [naam2] die op 10 augustus 2017 een rapport heeft opgesteld.
De auto bevindt zich volgens [naam2] ‘
in een zeer goede originele conditie aan te duiden
in staat: 2 (op schaal van 1 tot 5)’. Volgens het rapport betekent dit:

2. Zeer goede originele staat of professioneel gerestaureerd. Geen technische defecten,
slechts geringe gebruikssporen. Slechts beperkte wijzigingen ten aanzien van het
bouwjaar. Alle onderdelen compleet aanwezig.’ [naam2] heeft [appellant] op 10 augustus 2017 een e-mail gestuurd, waaruit blijkt dat ook Ferrarikenner [naam3] door [naam2] is geraadpleegd. In die e-mail meldt [naam2] ook dat [naam3] heeft geconstateerd dat de oorspronkelijke laklaag titaangrijs was, dat de luchtinlaten van de auto oorspronkelijk grijs gekleurd waren en dat de auto geen bekende onderhoudshistorie had.
2.7
In augustus 2017 is in opdracht van [appellant] aan de auto een grote onderhoudsbeurt gegeven door Auto-Move en is onder andere de distributieriem vervangen.
2.8
[appellant] heeft op 8 juni 2019 de voertuighistorie opgevraagd van de auto waaruit blijkt
dat de auto in de Verenigde Staten betrokken is geweest bij een ongeval en een zogenoemde
‘junk title’ heeft.
2.9
In juni 2019 heeft Munsterhuis Sportscars (Munsterhuis) de auto technisch
geïnspecteerd en daarover gerapporteerd. Munsterhuis heeft diverse gebreken aan de auto
geconstateerd, heeft de auto beoordeeld als een ‘categorie 4’-auto en de waarde ervan vastgesteld op € 15.000,-.
2.1
Op 11 juli 2019 heeft [appellant] een brief gestuurd naar [geïntimeerde] waarin hij de
koopovereenkomst ontbindt omdat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, hij [geïntimeerde] aansprakelijk stelt voor de schade en de koopovereenkomst subsidiair vernietigt op grond van dwaling.
2.11
In opdracht van [appellant] heeft Laagland Taxaties (Laagland) de auto geïnspecteerd en
getaxeerd op 14 januari 2020. Laagland heeft daarvan op 26 februari 2020 een rapport opgesteld, waaruit volgt dat zij van mening is dat het voertuig een conditie 5 heeft. Volgens het rapport houdt conditie 5 in: ‘
Ongerestaureerde niet rijdbare staat. Nagenoeg compleet voertuig maar nauwelijks rijdbaar. Ernstige roestvorming. Voor reparatie en restauratie is een forse investering nodig maar restauratie is mogelijk’.
2.12
Nadat partijen niet tot overeenstemming konden komen, heeft [appellant] bij de rechtbank gevorderd om:
primairvoor recht te verklaren dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt en dat de koopovereenkomst is ontbonden dan wel alsnog ontbonden wordt, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van € 72.000,- en tot betaling van € 8.259,98 aan schadevergoeding;
subsidiairvoor recht te verklaren dat de koopprijs wordt verminderd tot € 15.000,-, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van € 57.000,-;
meer subsidiairde koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 72.000,-.
Verder vordert [appellant] de wettelijke rente over voormelde bedragen en betaling van proceskosten en nakosten.
2.13
De rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft deze vorderingen in het vonnis van 8 september 2021 afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
2.14
Tegen die uitspraak heeft [appellant] bezwaar gemaakt waarbij hij zijn eis (enigszins) heeft gewijzigd.
2.15
In hoger beroep vordert [appellant] om:
primairvoor recht te verklaren dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst met consignatie-overeenkomst en dat deze overeenkomst is ontbonden dan wel alsnog ontbonden wordt, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van
€ 72.000,-;
subsidiairde koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 72.000,-;
meer subsidiairvoor recht te verklaren dat de koopprijs wordt verminderd tot € 12.500,- , met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van € 59.500,-;
uiterst subsidiairvoor recht te verklaren dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 72.000,- aan schadevergoeding;
Verder vordert [appellant] de wettelijke rente over voormelde bedragen, veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 17.577,- aan schadevergoeding en tot terugbetaling van al hetgeen hij van [appellant] uit hoofde van het vonnis van 8 september 2021 heeft ontvangen, alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak3.1 [appellant] heeft 6 bezwaren (grieven) tegen het vonnis van de rechtbank opgeworpen. Het hof zal deze hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken.
3.2
De conclusie zal zijn dat de bezwaren van [appellant] geen doel treffen en dat het vonnis zal worden bekrachtigd.
Eiswijziging3.3 [appellant] heeft zijn bij de rechtbank ingestelde eis gewijzigd, zoals in 2.15 is weergegeven. [geïntimeerde] heeft tegen deze eiswijziging als zodanig geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook ambtshalve daartegen geen processuele bezwaren, zodat het hof zal beslissen op basis van die gewijzigde eis.
Geen sprake van (een vermoeden van) non-conformiteit3.4 Met zijn eerste twee grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de auto op 4 juli 2017 niet aan de overeenkomst beantwoordde. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft bepaald welke eigenschappen van de auto [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [appellant] wenste de auto als beleggingsobject te gebruiken en voor dit bijzondere gebruik was de auto niet geschikt. Overigens was de auto volgens [appellant] evenmin geschikt voor normaal gebruik, te weten veilige deelname aan het verkeer.
-
Uitgangspunt3.5 De rechtbank heeft terecht als uitgangspunt vastgesteld dat sprake is van consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW zodat de bepalingen uit boek 7 BW die zien op de koop door consumenten op deze overeenkomst van toepassing zijn. Het hof voegt daaraan toe dat dit ook meebrengt dat van een aantal bepalingen, waaronder artikel 7:17 BW niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.
3.6
Uit artikel 7:17 BW volgt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
3.7 Uit deze bepaling volgt dat de verkoper rekening moet houden met het normale gebruik van de zaak en met wat hij weet of moet weten over het bijzondere gebruik dat de koper voor ogen staat. Hij heeft een mededelingsplicht indien hij weet of moet weten dat de zaak voor dit normale of bijzondere gebruik ongeschikt is. De koper op zijn beurt mag alleen die eigenschappen verwachten waarvan hij de aanwezigheid niet behoeft te betwijfelen. Waar hij twijfelt of moet twijfelen, dient hij de verkoper vragen te stellen of zelf onderzoek te verrichten.
-
Geen bekendheid met bijzonder gebruik3.8 [geïntimeerde] heeft betwist dat hij bekend was met het door [appellant] gestelde bijzondere gebruik als beleggingsobject. Zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat [appellant] en hij het wel over de prijs van de auto hebben gehad, maar niet over de auto als beleggingsobject en dat dit niet ook niet kon, omdat hij hiervoor veel meer tijd nodig zou hebben gehad en ook auto’s had moeten vergelijken. Vaststaat dat [appellant] de auto tegen het einde van het evenement in een zeer kort tijdsbestek heeft gekocht.
heeft daarover tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de auto heeft gekocht omdat het een mooie auto was. Hoewel hij wel heeft gevraagd naar de kans van waardestijging, heeft hij niet tegen [geïntimeerde] gezegd dat hij de auto kocht als beleggingsobject.
heeft verder onweersproken verklaard dat op 4 juli 2017 ook niet is gesproken over de auto als beleggingsobject.
Uit deze verklaringen leidt het hof af [geïntimeerde] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet wist of had moeten weten van het in deze procedure door [appellant] gestelde bijzondere gebruik van de auto als beleggingsobject. Daarbij komt dat [appellant] bovendien, gelet op de mededelingen van [geïntimeerde] dat de onderhoudshistorie van de auto onbekend was en dat door hem geen garantie op de auto werd gegeven, niet zonder meer had mogen verwachten dat de auto geschikt was voor beleggingsdoeleinden. Immers de door [appellant] (veel later) geraadpleegde taxateur Laagland heeft onder meer gesteld dat een auto die als investering of voor een verzameling wordt gekocht aan een aantal voorwaarden moet voldoen, waarbij één van de voorwaarden is dat ‘het voertuig een complete historie moet hebben om de kilometerstand te kunnen onderbouwen’. Het had op de weg van [appellant] gelegen om daar, voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst, nader onderzoek naar te doen.
- Wel geschiktheid voor normaal gebruikAfgezien hiervan mocht [appellant] wel verwachten dat de auto geschikt was voor normaal gebruik, in die zin dat hiermee veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen. Redengevend hiervoor waren de mededeling van [geïntimeerde] dat de auto goed reed, de recente apk-keuringen door Autoservice Heesakker op 26 januari 2016 en door Auto-Move op 9 maart 2017 en de keuring door de RDW, waarbij de auto op 5 januari 2013 is toegelaten tot het wegverkeer in Nederland.
3.1
[appellant] heeft gesteld dat voor of tijdens de koop de vereiste eigenschappen voor een veilig en normaal gebruik van de auto ontbraken en baseert zich hiervoor op de bevindingen van Munsterhuis in juni 2019 (2.9 hiervoor) en het rapport van Laagland van
26 februari 2020 (2.11 hiervoor
).Laagland heeft ten aanzien van de door haar geconstateerde gebreken gesteld dat het niet aannemelijk is dat de gebreken zijn ontstaan tijdens het bezit van [appellant] of door toedoen van [appellant] .
- Geen vermoeden van non-conformiteit3.11 [appellant] heeft zich mede gelet hierop beroepen op het non-conformiteitsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW. Hij stelt dat de auto pas in juli 2019 fysiek aan hem is afgeleverd. Omdat de gebreken zich binnen zes maanden nadien hebben geopenbaard, wordt vermoed dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Met zijn derde grief maakt [appellant] er bezwaar tegen dat de rechtbank [geïntimeerde] niet heeft opgedragen het tegendeel hiervan te bewijzen.
3.12
Het hof stelt voorop dat uit artikel 3:90 BW volgt dat levering van roerende zaken geschiedt door bezitsverschaffing. Uit artikel 3:115 aanhef en onder a BW volgt dat bezitsverschaffing ook zonder feitelijke overdracht kan plaatsvinden, als de vervreemder ( [geïntimeerde] ) de zaak bezit en haar krachtens een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger ( [appellant] ) houdt. Dat is precies wat partijen met de consignatie-overeenkomst van 4 juli 2017 hebben bepaald. Overeengekomen is immers dat de bemiddelaar ( [geïntimeerde] ) niet aansprakelijk is voor technische mankementen gedurende de consignatie periode, dat eventuele reparatiekosten voor rekening van de eigenaar ( [appellant] ) zijn en dat deze verklaart dat het voertuig in de staat verkeert waarin de auto zich bevindt (2.5 hiervoor).
Dat overdracht van de auto heeft plaatsgevonden en [appellant] daarvan eigenaar is geworden blijkt bovendien uit de overschrijving van het kentekenbewijs bij de RDW op 11 juli 2017. [geïntimeerde] heeft onweersproken gesteld dat de auto vanaf de bezitsoverdracht op 4 juli 2017 beschikbaar was voor [appellant] , die de auto immers ook heeft laten taxeren en een grote beurt heeft laten geven in augustus 2017. [appellant] heeft daarmee de feitelijke macht over de auto uitgeoefend en kan dus niet worden gevolgd in zijn stelling dat aflevering van de auto pas in juli 2019 heeft plaatsgevonden.
3.13
Terecht heeft de rechtbank geconcludeerd dat beoordeeld moet worden of de auto op 4 juli 2017 voldeed aan de overeenkomst en net als de rechtbank is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de auto op 4 juli 2017 niet aan de overeenkomst beantwoordde.
3.14
Niet alleen is de auto door de RDW goedgekeurd en toegelaten tot het wegverkeer in Nederland, tevens is deze apk-goedgekeurd op 9 maart 2017 door Auto-Move. Daargelaten dat met het enkele argument van [appellant] dat Auto-Move is gelieerd aan [geïntimeerde] nog niet is gegeven dat de apk-keuring onbetrouwbaar is, heeft [appellant] deze stelling, in het licht van de betwisting daarvan door [geïntimeerde] , onvoldoende feitelijk onderbouwd. Bovendien is in het jaar daarvoor op 26 januari 2016 de auto apk-goedgekeurd door Autoservice Heesakker, waarbij [appellant] dit verwijt niet heeft gemaakt. [geïntimeerde] heeft -onvoldoende weersproken- gesteld dat de auto niet door de apk-keuringen zou zijn gekomen als de door Laagland gestelde gebreken aanwezig zouden zijn geweest. Bovendien is de auto op 7 augustus 2017 voor de verzekering geïnspecteerd door taxateur [naam2] die heeft geconstateerd dat de auto zich in een zeer goede originele staat bevindt. Ook hier heeft [appellant] het verwijt dat [naam2] gelieerd zou zijn aan [geïntimeerde] niet onderbouwd. Noch daargelaten dit niet betekent dat het inspectierapport onbetrouwbaar is. Bovendien heeft [naam2] bij zijn onderzoek ook Ferrarikenner [naam3] betrokken, ten aanzien van wie [appellant] dit verwijt niet heeft gemaakt. Verder zijn ook bij de grote beurt in augustus 2017 geen gebreken vastgesteld en hebben geen grote reparaties plaatsgevonden. Ten slotte heeft de vorige eigenaar [naam4] op
7 september 2019 schriftelijk verklaard dat hij ongeveer 13.000 mijl probleemloos met de auto heeft gereden en dat de auto geen noemenswaardige gebreken had.
3.15
Uit de jaren nadien opgestelde rapporten van Munsterhuis en van Laagland valt naar het oordeel van het hof niet af te leiden dat de auto op 4 juli 2017 niet aan de overeenkomst beantwoordde. Zo dateert het rapport van Munsterhuis van juni 2019 en wordt niets gesteld over het ontstaan en de ouderdom van de gebreken. Het rapport van Laagland dateert zelfs van 26 februari 2020. Hoewel Laagland heeft gesteld dat het niet aannemelijk is dat de gebreken zijn ontstaan tijdens het bezit van [appellant] of door toedoen van [appellant] , is deze stelling niet nader onderbouwd en valt niet uit te sluiten dat dit wel het geval is geweest. [geïntimeerde] heeft immers onweersproken gesteld dat met de auto moest worden gereden om schade door stilstand te voorkomen, terwijl [appellant] heeft verklaard dat hij dit niet heeft gedaan. Evenmin heeft [appellant] weersproken dat sinds augustus 2017 geen onderhoud meer aan de auto is gepleegd en dat hij geen apk-keuringen meer heeft laten uitvoeren. Vanaf 1 juli 2020 is het kenteken van de auto bij de RDW zelfs geschorst. [geïntimeerde] heeft voorts onweersproken gesteld dat de auto een maand bij Munsterhuis is geweest en dat niet duidelijk is wat in die maand met de auto is gebeurd. Zo heeft [geïntimeerde] [appellant] nog geadviseerd om de auto vanwege de lange periode van stilstand niet te starten, wat kennelijk wel is gebeurd.
3.16
Net als de rechtbank stelt het hof vast dat uit het rapport van Laagland niet blijkt wat de invloed van jarenlange stilstand en het niet onderhouden van de auto is geweest op de door haar gestelde gebreken en in hoeverre deze daardoor (kunnen) zijn veroorzaakt en of de
gebreken - als deze al op 4 juli 2017 aanwezig waren - niet eenvoudig hadden kunnen
worden ontdekt of hersteld en of deze gebreken aan een normaal gebruik in de weg stonden.
3.17
Het hof volgt [geïntimeerde] in zijn stelling dat de "junk title” die de auto in de Verenigde Staten heeft gekregen voor deze zaak niet relevant is omdat de auto door de RDW is goedgekeurd en is toegelaten tot het wegverkeer in Nederland. Bovendien is niet gesteld
of gebleken dat dit aan een normaal gebruik van de auto in de weg staat.
3.18
Het beroep van [appellant] op non-conformiteit slaagt niet en daarmee ook niet de grieven 1 tot en met 3. [appellant] kon, gelet hierop, de koopovereenkomst met [geïntimeerde] niet (buitengerechtelijk) ontbinden en de koopovereenkomst komt ook niet op basis van wat is aangevoerd voor ontbinding in aanmerking.
Geen dwaling3.19 Met zijn vierde grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat zijn beroep op dwaling evenmin kan slagen. Hij stelt dat hij zich ten tijde van de koop niet bewust was van de werkelijke staat waarin de auto verkeerde en dat hij deze bij een juiste voorstelling niet zou hebben gekocht.
3.2
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op dwaling [1] vereist is dat een juiste voorstelling van zaken moet hebben ontbroken, hetzij in de vorm van zuivere onwetendheid, hetzij door de positieve aanwezigheid van een onjuiste voorstelling van zaken [2] . Uit wat hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat de auto op 4 juli 2017 niet aan de overeenkomst voldeed en dat door [geïntimeerde] een inlichting is verstrekt die een onjuiste voorstelling van zaken bij [appellant] heeft veroorzaakt. Zo heeft het hof vastgesteld dat [geïntimeerde] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet wist of had moeten weten van
een bijzonder gebruik van de auto als beleggingsobject en is voorts niet gebleken dat op 4 juli 2017 geen normaal gebruik van de auto kon worden gemaakt, in die zin dat hiermee niet veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen.
3.21
Daarbij komt dat [appellant] aan het einde van de beurs op zondagmiddag in een zeer kort tijdsbestek een auto van 22 jaar oud heeft gekocht voor een koopprijs van € 72.000,- zonder dat hij daaraan voorafgaand enig onderzoek heeft verricht, of zelfs maar een proefrit heeft gemaakt. Dit terwijl [geïntimeerde] hem had meegedeeld dat de auto was geïmporteerd uit de Verenigde Staten, dat de onderhoudsgeschiedenis onbekend was en dat hij geen garantie op de auto verstrekte. [geïntimeerde] heeft voorts onweersproken gesteld dat hij [appellant] heeft meegedeeld dat de auto niet de eerste laklaag had, dat de bumpers van de auto waren omgebouwd van Amerikaanse naar Europese bumpers en dat het motorblok gedeeltelijk rood was gemaakt en dus niet meer de originele kleur had. Van schending van een mededelingsplicht door [geïntimeerde] kan naar het oordeel van het hof dan ook niet worden gesproken.
[appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard zich te hebben gerealiseerd dat de koop van de Ferrari niet zonder risico zou zijn, terwijl hij bij de rechtbank heeft verklaard dat hij geen ervaring heeft met klassieke auto’s. Dit alles had voor hem aanleiding moeten zijn om onderzoek te doen naar de auto voordat hij deze kocht.
3.22
Het beroep van [appellant] op dwaling en daarmee grief 4 slaagt niet. Voor vernietiging van de koopovereenkomst dan wel vermindering van de koopprijs bestaat geen rechtsgrond.
Geen onrechtmatige daad3.23 Met zijn vijfde grief betoogt [appellant] dat [geïntimeerde] persoonlijk jegens hem aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad doordat [geïntimeerde] zodanige inlichtingen verstrekte dat [appellant] onder een valse voorstelling van zaken toetrad tot de koop. Ook deze grondslag faalt. Zoals hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat de auto op 4 juli 2017 niet aan de overeenkomst voldeed en dat door [geïntimeerde] een inlichting is verstrekt die een onjuiste voorstelling van zaken bij [appellant] heeft veroorzaakt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe desondanks [geïntimeerde] jegens hem onrechtmatig kan hebben gehandeld.
3.24
De proceskostenveroordeling zoals die door de rechtbank is uitgesproken, en waartegen [appellant] zich met grief 6 richt, blijft in stand.
3.25
Gelet op wat hiervoor is overwogen komt het hof aan bewijslevering niet toe.
De conclusie
3.26
Het hoger beroep van [appellant] slaagt daarmee niet. Het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
3.27
Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in het principaal hoger beroep veroordelen. Onder die proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [3]
3.28
De (proceskosten)veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
3.29
Omdat het principaal hoger beroep niet slaagt komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk ingestelde incidenteel appel.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 8 september 2021;
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 772,- griffierecht,
€ 4.314,- salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief IV);
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, M. Willemse en M.M. Lorist en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 mei 2023.

Voetnoten

1.Artikel 6:228 BW
2.TM, Parl Gesch. BW Boek 6, p. 901
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.