ECLI:NL:GHARL:2023:4224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.319.233/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig deskundigenonderzoek naar gebreken in kozijnen in het kader van een geschil tussen VvE en aannemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen de Vereniging van Eigenaars (VvE) Wijdeblik te Breukelen en Provilla B.V. De VvE heeft verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek naar gestelde gebreken in de kozijnen die door Provilla zijn geplaatst. De VvE stelt dat er tochtklachten zijn in een groot aantal appartementen, veroorzaakt door ondeugdelijk geplaatste stelkozijnen. Provilla heeft herstelwerkzaamheden verricht, maar de VvE betwist dat deze leiden tot een structurele oplossing. De rechtbank Midden-Nederland had eerder in een vonnis geoordeeld dat de VvE nog een bedrag aan Provilla verschuldigd was voor meerwerk, en had de vorderingen van de VvE in reconventie afgewezen. De VvE heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft het verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek afgewezen. Het hof oordeelt dat het verzoek onvoldoende concreet is en niet ter zake dienend. De VvE heeft niet voldoende onderbouwd dat de gestelde gebreken zich bij alle kozijnen voordoen en dat het onderzoek noodzakelijk is voor de hoofdzaak. Bovendien bevindt de hoofdzaak zich al in een vergevorderd stadium, wat toewijzing van het verzoek in strijd zou zijn met de goede procesorde. De VvE wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Provilla, die zijn vastgesteld op € 2.366,-. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.319.233/02
beschikking van 16 mei 2023
in de zaak van
De Vereniging van Eigenaars Wijdeblik te Breukelen
die is gevestigd in Breukelen
verzoekster
hierna: de VvE
advocaat: mr. J.A. Vermeulen-Jonkers
tegen
Provilla B.V.
die is gevestigd in Duiven
verweerster
hierna: Provilla
advocaat: mr. T.F.B.A. Gilsing

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek;
  • de akte overlegging processtukken van mr. Vermeulen-Jonkers;
  • het verweerschrift.
1.2.
Op 12 april 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij namens de VvE is verschenen [naam1] , voorzitter van de VvE, bijgestaan door mr. Vermeulen-Jonkers en vergezeld van [naam2] , bouwkundig begeleider bij Visiplan en [naam3] , bouwkundig adviseur bij bouwsupport 1. Namens Provilla is verschenen [naam4] , bestuurder, bijgestaan door mr. Gilsing. Ter zitting heeft mr. Vermeulen-Jonkers spreekaantekeningen overgelegd.

2.De kern van de zaak

2.1.
De VvE beheert het appartementencomplex De Wijdeblik in Breukelen. Medio 2019 hebben de VvE en Provilla een overeenkomst van aanneming van werk gesloten op grond waarvan Provilla 151 kozijnen verdeeld over 61 appartementen heeft geleverd en gemonteerd. De oplevering van het werk heeft nog niet plaatsgevonden. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de verschuldigdheid van door Provilla aan de VvE gefactureerd meerwerk en over door de VvE gestelde gebreken aan de kozijnen.
2.2.
De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 6 april 2022 een vonnis gewezen tussen partijen. De rechtbank heeft in conventie op vordering van Provilla voor recht verklaard dat de VvE voor door Provilla verricht meerwerk aan Provilla nog een bepaald bedrag is verschuldigd. De vorderingen in reconventie van de VvE om onder meer de aannemingsovereenkomst partieel te ontbinden voor dat deel van de werkzaamheden dat volgens de VvE gebreken bevat en om Provilla te veroordelen om de kosten te betalen die de VvE moet maken om de gestelde gebreken door een derde te laten herstellen heeft de rechtbank afgewezen. De VvE heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Dat hoger beroep is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.319.233/01 (hierna: de hoofdzaak).
2.3.
De VvE heeft verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen over de door haar gestelde gebreken aan de kozijnen en de wijze en kosten van het herstel van die gebreken. Met de uitkomsten van dat onderzoek wil de VvE haar vorderingen in de hoofdzaak onderbouwen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht afwijzen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
3.2.
Een voorlopig deskundigenonderzoek op grond van artikel 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan daardoor beter beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. De rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat:
- het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde,
- van de bevoegdheid dit verzoek te doen misbruik wordt gemaakt (bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten),
- het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
3.3.
Het verzoek van de VvE is onvoldoende concreet en er blijkt onvoldoende uit dat het verzoek ter zake dienend is. De VvE stelt dat zich in een groot aantal appartementen tochtklachten voordoen en dat die klachten worden veroorzaakt door een ondeugdelijke plaatsing van de zogenoemde stelkozijnen die Provilla heeft gebruikt. Provilla heeft naar aanleiding van de klachten van de VvE herstelwerkzaamheden verricht en daarbij geprobeerd de tochtproblemen te verhelpen door onder meer de kozijnen te dichten met kit en pur. De VvE stelt dat die herstelmethode niet leidt tot structureel herstel en slechts een tijdelijke oplossing is. Volgens de VvE kunnen de gebreken alleen structureel worden hersteld door het opnieuw aanbrengen van alle stelkozijnen (waardoor ook alle aluminium kozijnen opnieuw moeten worden geplaatst). De VvE stelt dat de gebreken zich bij alle kozijnen voordoen, ook bij de appartementen van bewoners die (nog) geen klachten ervaren. De VvE verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar rapportages die op haar verzoek zijn opgesteld door DUBO-Plan, bouwsupport 1 en Visiplan. Die rapportages neemt de VvE in haar eerste vraag aan de te benoemen deskundige tot uitgangspunt met de vraag of na inspectie kan worden geconcludeerd dat de in de rapportages geformuleerde gebreken zich voordoen in alle of een (groot) deel van de appartementen. In de vervolgvragen gaat de VvE ervan uit dat sprake is van gebreken. De VvE verzoekt om de deskundige te vragen op welke wijze vastgesteld dient te worden of de gebreken aan de (stel)kozijnen zich bij alle kozijnen voordoen en of daarvoor demontage van alle kozijnen nodig is (vraag 4). Ten aanzien van het herstel van de gebreken wil de VvE het volgende van de deskundige weten:
- of de gebreken slechts kunnen worden hersteld door demontage van de (stel)kozijnen (vraag 2);
- op welke wijze de gebreken aan de (stel)kozijnen dienen te worden hersteld zodat wordt voldaan aan de eisen van goed en deugdelijk werk en de geldende (NEN) normen (vraag 3);
- of de herstelwerkzaamheden van Provilla tot structureel en deugdelijk herstel van de gebreken leiden (vraag 5) en
- wat de kosten van het herstel van de gebreken zijn (vraag 6).
3.4.
Het hof is van oordeel dat de VvE haar vragen onvoldoende heeft toegespitst op de door haar gestelde gebreken en dat de vragen te onbepaald zijn. In de door de VvE overgelegde rapportages worden naast de door de VvE gestelde gebreken ook allerlei andere gebreken genoemd, die niet zijn te herleiden tot een probleem met de plaatsing van de stelkozijnen. Daarnaar zou de deskundige op grond van de door de VvE geformuleerde vragen ook onderzoek moeten doen, terwijl een onderzoek naar die andere gebreken niet relevant is voor de hoofdzaak tussen partijen. Daarnaast heeft de VvE onvoldoende geconcretiseerd aan welke specifieke normen de deskundige het werk moet toetsen. Verder betreft de door de VvE verzochte onderzoeksopdracht geen steekproef ten aanzien van één of meerdere kozijnen, maar betekent het verzochte onderzoek dat de deskundige mogelijk alle 151 kozijnen zal moeten onderzoeken en zo nodig zal moeten demonteren. Ook in die zin is het verzoek te ruim of te onbepaald geformuleerd. Daarbij is van belang dat de VvE niet heeft weersproken dat de bewoners van de helft van de appartementen geen klachten ervaren.
3.5.
Bovendien bevindt de hoofdzaak zich al in een vergevorderd stadium. De memorie van grieven en de memorie van antwoord zijn al genomen. Op 11 oktober 2023 zal in de hoofdzaak een mondelinge behandeling plaatsvinden. Gelet daarop zou toewijzing van het verzoek in dit stadium in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde.
De conclusie
3.6.
Het verzoek zal worden afgewezen. Omdat de VvE in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
3.7.
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
veroordeelt de VvE tot betaling van de volgende proceskosten van Provilla:
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van Provilla (2 procespunten x appeltarief II);
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.M.I. de Waele, Th.C.M. Willemse en K. Mans en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.