ECLI:NL:GHARL:2023:4137

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.309.947/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gemeenschappelijkheid van bloembakken in appartementencomplex

In deze zaak gaat het om een geschil tussen appartementseigenaren en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex over de vraag of bloembakken die dienen als afscheiding van tuinen behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten of tot de privé-gedeelten van de appartementseigenaren. De VvE had in een vergadering besloten dat de bloembakken gemeenschappelijk zijn, wat door de appartementseigenaren werd betwist. Zij stelden dat de bloembakken, op basis van de splitsingsakte, tot de privé-gedeelten behoren. De rechtbank Noord-Nederland had de vorderingen van de appartementseigenaren afgewezen, waarna zij in hoger beroep gingen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bloembakken niet tot de privé-gedeelten behoren. Het hof oordeelde dat de splitsingsakte en de bijbehorende tekening niet voldoende specifiek zijn om de bloembakken als privé te kwalificeren. De bepalingen in de splitsingsakte wijzen erop dat alleen die gedeelten of zaken die specifiek zijn aangeduid als privé, als zodanig moeten worden aangemerkt. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appartementseigenaren tot betaling van de proceskosten van de VvE in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de splitsingsakte en de objectieve uitleg daarvan bij geschillen over gemeenschappelijke en privé-gedeelten in appartementsrechten. Het hof heeft de vorderingen van de appartementseigenaren afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, wat de rechtszekerheid voor de VvE en andere appartementseigenaren bevordert.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.309.947/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 204094)
arrest van 16 mei 2023
in de zaak van

1.[appellant] en

2. [appellante] ,
die wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld
en die bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna:
[appellanten],
advocaat: mr. W. Hids te Groningen,
tegen
Vereniging van Eigenaars [naam1] ,
die is gevestigd in Appingedam,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
de VvE,
advocaat: mr. P.G.G. Oosterhof te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen op 23 februari 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven van 19 juli 2022;
  • de memorie van antwoord (met producties) van 30 augustus 2022;
  • nogmaals de memorie van antwoord met gerectificeerde producties van
30 augustus 2022;
 het tussenarrest van 4 oktober 2022.
1.2
Naar aanleiding van het tussenarrest heeft op 10 maart 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag (het proces-verbaal) gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen. Mr. Oosterhof heeft op verzoek van het hof de bij de gerectificeerde memorie van antwoord ontbrekende productie 6 aan het hof en aan mr. Hids verstrekt.
2. De kern van de zaak en het oordeel van het hof
2.1
Op de tweede etage van het door de VvE beheerde appartementengebouw in [woonplaats1] bevindt zich een middentuin. Die tuin wordt door middel van bloembakken afgescheiden van de privé-tuinen van de eigenaren van een appartement met tuin op de tweede verdieping. Ook de privé-tuinen worden onderling van elkaar gescheiden door bloembakken. De VvE heeft ter vergadering van 16 september 2020 besloten dat de bloembakken tussen de privé-tuinen gemeenschappelijk zijn, zodat de kosten van vervanging van de bloembakken voor rekening van de VvE komen. [appellanten] zijn het met dat besluit niet eens. Zij vinden dat op grond van de splitsingsakte en de tekening die daarbij hoort dat zowel de bloembakken die de privé-tuinen onderling afschermen als de bloembakken die de privé-tuinen afschermen van de middentuin behoren tot de privé-gedeelten van de appartementseigenaren met een tuin.
2.2
[appellanten] hebben daarom bij de rechtbank gevorderd voor recht te verklaren dat de bloembakken die de tuinen van de appartementseigenaren op de tweede verdieping onderling en van de gezamenlijke middentuin afschermen niet tot de gemeenschappelijke gedeelten en zaken behoren, maar juist behoren tot de privé-gedeelten en privé-zaken. [appellanten] hebben verder gevorderd voor recht te verklaren dat het besluit dat de VvE op
16 september 2020 heeft genomen over de bloembakken nietig is wegens strijd met de akte van splitsing. Dit alles met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
2.3
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.4
Het hof zal tot het oordeel komen dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt en dat de beslissing van de rechtbank bekrachtigd moet worden. [appellant] zal daarom ook worden veroordeeld in de proceskosten van de VvE in hoger beroep.

3.De feiten

3.1
De VvE van het appartementencomplex “ [naam1] ” is op 5 maart 2009 opgericht. Het complex is bij akte van 5 maart 2009 gesplitst in appartementsrechten, die onder meer 60 woningen (hierna: "appartementen") betreffen. De 60 appartementen zijn over de begane grond en vier verdiepingen verdeeld en wel als volgt: 5 appartementen op de begane grond met terras, 2 appartementen op de eerste verdieping met terras/balkon, 20 appartementen op de tweede verdieping, waarvan 4 met een terras/balkon, 2 met een tuin en 14 met een terras/balkon én een tuin. Verder zijn er 20 appartementen op de derde verdieping met terras/balkon en 13 appartementen op de vierde verdieping met terras/balkon.
3.2
Voor de 20 appartementen op de tweede verdieping geldt dat deze grenzen aan de gemeenschappelijke middentuin. Zestien van deze twintig appartementen beschikken over een tuin. In de akte van splitsing is ten aanzien van deze zestien appartementen bepaald dat het appartementsrecht omvat de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van de woning op de tweede verdieping met tuin.
Deze tuinen grenzen direct aan de gemeenschappelijke middentuin. In het midden van deze gemeenschappelijke tuin bevindt zich een trap die toegang geeft tot het ondergelegen parkeerdek. Verder zijn in de middentuin verschillende (bloem)borders en een aantal bankjes geplaatst.
3.3
Het appartementencomplex is in 2011 opgeleverd. Het ontwerp van de middentuin is gemaakt door Tuinontwerpbureau Areaal en na enige aanpassingen uitgevoerd door dan wel in opdracht van de aannemer die het complex heeft gebouwd. Vóór de oplevering is de middentuin aangelegd, zijn de bloembakken geplaatst en is het geheel (middentuin en privétuinen) bestraat.
3.4
De middentuin en de tuinen van de appartementen worden afgescheiden door houten bloembakken, die op pootjes staan. Datzelfde geldt voor de tuinen van aan elkaar grenzende appartementen. De bloembakken zijn ca. 70 cm breed. Onder de bloembakken bevinden zich waterafvoergoten in de grond.
3.5
Bij akte van splitsing van 16 april 2009 is de akte van splitsing van 5 maart 2009 op
enkele punten gewijzigd. Met een akte van splitsing van 22 juni 2009 is de akte van splitsing van 16 april 2009 op enkele punten gewijzigd.
3.6
In de splitsingsakte van 22 juni 2009 is onder meer het volgende bepaald:

A. Definities en algemene bepalingen
Artikel 1
1n het reglement wordt verstaan onder:
(…)
h. "gemeenschap": de in de splitsing betrokken goederen;
i. "gemeenschappelijke gedeelten": die gedeelten van het gebouw en/of de grond die blijkens de akte
niet bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
j. "gemeenschappelijke zaken": alle zaken die bestemd zijn of worden om door alle eigenaars of een
bepaalde groep van eigenaars gebruikt te worden voor zover niet vallende onder i; (…)
r. "privé gedeelte": het gedeelte of de gedeelten van het gebouw en/of de grond dat/die blijkens de akte
bestemd is/zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
(…)”.
B. Aandelen die door de splitsing ontstaan en aandelen in de verplichting tot het bijdragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn.
Artikel 8
2. De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen gerechtigd tot de baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen en zijn voor diezelfde breukdelen verplicht bij te dragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn, behoudens in deze akte gemelde afwijkingen daarvan en behoudens het bepaalde in artikel 52 lid 9.
2.2.
In afwijking van het hiervoor in lid 2 bepaalde komen de schulden en kosten welke betrekking hebben op het gebruik en het onderhoud van de gemeenschappelijke zaken en gemeenschappelijke gedeelten, waaronder tevens begrepen alle constructieve zaken als funderingen, dragende muren, gevels en dak, van het gebouw:
-voor rekening van de eigenaar(s) van de appartementsrechten met de indices 3 tot en met 7 en 9 tot en met 64, voor zover het gaat om het onderhoud van de daktuin, met uitzondering van de constructie van het dak boven de eerste verdieping;
C. Schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn en baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen, reservefonds en onderhoudsplan
Artikel 9
1. Tot de schulden en kosten van de gezamenlijke eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
a. die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
b. die welke verband houden met noodzakelijke herstelwerkzaamheden, vernieuwingen en
vervangingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars, en voor zover die niet vallen onder a;
(…)
j. alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als zodanig, daaronder begrepen de schulden en kosten die voortvloeien uit besluiten van de vergadering.
F. Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de
gemeenschappelijke zaken
Artikel 17
1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig:
a. de grond, de funderingen, de dragende muren, de kolommen, het geraamte van het gebouw, de gevels (daaronder begrepen de gevelbeplatingen en dilataties), de daken (inclusief de waterkerende lagen), de dakbedekking alsmede de vloeren en de wanden die de scheiding vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen (een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n) en (een) privé gedeelte(n) of tussen privé gedeelten;
b. de ruimten die blijkens voormelde tekening niet zijn aangegeven als gedeelten die bestemd zijn als privé gedeelte; (…)
e. de overige collectieve voorzieningen en in zijn algemeenheid al die gedeelten of zaken die niet bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van - of niet uitsluitend dienstbaar zijn aan een privé gedeelte.
Artikel 18
Indien er twijfel bestaat of een gedeelte van een gebouw of de grond dan wel een zaak al dan niet tot de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken behoort, wordt hierover beslist door de vergadering. Besluiten hiertoe kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal stemmen, uitgebracht in een vergadering waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste drie/vierde van het totale aantal stemmen kan uitbrengen. De laatste zinsnede van artikel 50 eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
In een vergadering, waarin minder dan drie/vierde van het hiervoor bedoelde maximum aantal stemmen kan worden uitgebracht, kan geen geldig besluit worden genomen.
G. Gebruik, beheer en onderhoud van de privé gedeelten
Artikel 25
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de bestemming, zijnde voor de appartementsrechten:
a. het appartementsrecht met index 1: fietsenberging;
b. de appartementsrechten met indices 2 en 8: commerciële ruimten, winkel-of
kantoorruimten;
c. de appartementsrechten met indices 3 tot en met 7 en 10 tot en met 64
woonruimten;
d. het appartementsrecht met index 9: woonruimte of kantoorruimte;
e. de appartementsrechten met indices 65 tot en met 121 bergingen.
f. de appartementsrechten met indices 122 tot en met 223 parkeerplaatsen.
Een gebruik dat afwijkt van de in de akte nader gegeven bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering.
2. Bij huishoudelijk reglement kan het gebruik, het beheer en het onderhoud van de privé gedeelten nader worden geregeld (…).
Artikel 31
1. Iedere eigenaar en gebruiker die recht heeft op het gebruik van een privé gedeelte voor zover bestemd tot tuin, is verplicht deze voor zijn rekening als tuin aan te leggen en te onderhouden met inachtneming van de besluiten van de vergadering en van het bepaalde in het huishoudelijk reglement. Hieronder is begrepen het onderhoud, het herstel, de vernieuwing en de vervanging van erfafscheidingen, bergruimten en schuren.
Artikel 33
Het in de artikelen 26 tot en met 31 bepaalde kan bij huishoudelijk reglement nader worden geregeld.”
3.7
De VvE heeft op 5 juli 2016 een huishoudelijk reglement vastgesteld, waarin onder
meer is bepaald:
“Artikel 7 - De gemeenschappelijke tuin
7.4.
Het bestuur voert het beheer over de tuin en de overige gemeenschappelijke ruimtes, en beslist
omtrent eventuele aanplant van rooien van bomen, heesters en planten. Het is de bewoners niet
toegestaan om zelf wijzigingen in de gemeenschappelijke beplanting aan te brengen.
7.6.
Privé-tuin: De eigenaar is verantwoordelijk voor het onderhoud van de privé-tuin. De aangebrachte erfafscheiding/beplanting mag een maximale hoogte bereiken van plusminus 150 cm. Dit is tevens van toepassing op de erfafscheiding/beplanting grenzend aan de daktuin. Veranderingen aan de huidige erfafscheiding zijn alleen toegestaan met toestemming van het bestuur”.
3.8
[appellanten] zijn als appartementseigenaren lid van de VvE. Zij wonen in een
appartement met terras/balkon op de vierde verdieping van het appartementencomplex.
3.9
In 2019 is de VvE begonnen met het vervangen van bloembakken.
3.1
Op 16 september 2020 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden. Hierin is
onder meer over (de gemeenschappelijkheid van) de bloembakken gesproken. In de
vergadering is - onder verwijzing naar artikel 18 van de splitsingsakte - volgens de
de notulen van de vergadering het volgende besluit genomen:
“7. Bloembakken wel of niet gemeenschappelijk
Er is al meerdere keren over deze kwestie gesproken. De splitsingsakte is daarover niet duidelijk. In dat geval staat er in artikel 18: Indien er twijfel bestaat of een zaak al dan niet tot de gemeenschappelijke zaken behoort, wordt hierover beslist door de vergadering. Het gaat hier over de bloembakken die op de scheidingen tussen de buren staan. Er is één stem tegen, één blanco stem en de overige stemmen zijn voor de bloembakken tot het gemeenschappelijk doel te rekenen. Er wordt dus besloten dat de bloembakken tot het gemeenschappelijke deel behoren.
Besluit: De bloembakken behoren tot het gemeenschappelijke deel.”
3.11
De advocaat van [appellanten] heeft het bestuur van de VvE bij brief van
17 november 2020 medegedeeld dat [appellanten] de nietigheid van het VvE-besluit over de
gemeenschappelijkheid van de bloembakken inroepen, omdat genoemd besluit in strijd met
de splitsingsakte is. Volgens [appellanten] behoren de bloembakken tot de privégedeelten
van de appartementseigenaren op de tweede verdieping die een tuin hebben. De VvE heeft zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat het genomen besluit niet in strijd met de akte van splitsing en derhalve rechtsgeldig is.

4.De beoordeling

4.1
[appellanten] hebben tegen het vonnis van de rechtbank een aantal bezwaren (‘grieven’) aangevoerd. De eerste twee grieven hebben betrekking op de vaststelling door de rechtbank van de feiten. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de bloembakken door de VvE zijn aangeschaft en dat de middentuin is ontworpen door de architect. Het hof heeft in de feitenvaststelling hierboven rekening gehouden met deze grieven van [appellanten] en wat daarover door de VvE in haar reactie daarop is aangevoerd. Voor een verdere bespreking van deze grieven ziet het hof geen aanleiding. De overige grieven van [appellanten] lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
4.2
Voor het antwoord op de vraag of de bloembakken al dan niet tot de gemeenschappelijke gedeelten of zaken behoren, zoals door [appellanten] is gesteld, is bepalend wat daarover is vastgelegd in de splitsingsstukken, te weten de splitsingsakte en de aan die akte gehechte of daarvan deel uitmakende tekening. Bij de uitleg van de splitsingsstukken komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en de daaraan gehechte tekening, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening. De rechtszekerheid vergt dat voor de vaststelling van wat tot de privégedeelten respectievelijk tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort, slechts acht mag worden geslagen op gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn. Indien de ingeschreven splitsingsstukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg van deze stukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is. Daarbij mogen de stukken mede aan de hand van waarneming van de feitelijke kenmerken van het splitsingsobject uitgelegd worden. Voorts kan kennisneming van de feitelijke situatie ter plaatse van belang zijn voor de beantwoording van de vraag welke uitleg van de splitsingsstukken tot de meest aannemelijke rechtsgevolgen leidt, indien de splitsingsstukken die voor verschillende uitleg vatbaar zijn, verwijzen naar feitelijke kenmerken van het splitsingsobject [1] .
4.3
De rechtbank heeft met recht, en in hoger beroep onbestreden, overwogen dat uit artikel 5:111 BW volgt dat de akte van splitsing een nauwkeurige omschrijving moet inhouden van de onderscheiden gedeelten van het gebouw of de grond die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Alle onderdelen van het pand die in de akte van splitsing niet voor privégebruik zijn bestemd, zijn gemeenschappelijk. Splitsing in appartementsrechten strekt zich ook uit tot het 'toebehoren' van het gebouw en de grond (artikel 5:106 lid 1 BW).
4.4
Uit de gelaagde opbouw van de splitsingsakte blijkt dat in de definitiebepaling van artikel 1 is beschreven wat valt onder het begrip ‘gemeenschappelijke gedeelten en zaken’ en wat onder de ‘privé-gedeelten’. In artikel 17 van de akte is vervolgens een ruime omschrijving gegeven van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken, welke opsomming niet limitatief is gezien het gebruik van de woorden ‘onder meer’ in het eerste lid van dat artikel. Dat wijst erop dat is beoogd, in lijn met artikel 5:111 BW, dat alleen indien dat specifiek is bepaald gedeelten of zaken privé zijn. Een specifieke en nauwkeurige aanduiding van welke zaken of gedeelten niet gemeenschappelijk en dus privé zijn is in artikel 17 niet opgenomen. De bloembakken worden in dat artikel noch in de daarop volgende artikelen als zodanig genoemd. De in artikel 22 van de akte opgenomen verbodsbepaling die inhoudt dat zonder toestemming van het bestuur niet de in dat artikel genoemde zaken, waaronder bloembakken, in of aan het gebouw mogen worden aangebracht, betekent niet dat de bloembakken op de tweede verdieping die als afscheiding dienen tussen de privé-tuinen onderling en de privé-tuinen en de binnentuin privé zijn. Overigens hebben [appellanten] dat ook niet gesteld.
4.5
Het hof verwerpt de stelling van [appellanten] dat uit de artikelen 25-31 van de splitsingsakte, en meer specifiek uit het eerste lid van artikel 31, blijkt dat de bloembakken privé zijn. In deze artikelen worden voorschriften gegeven over ‘het gebruik, het beheer en het onderhoud van de privé-gedeelten’. Deze formulering en de gelaagde structuur van de splitsingsakte wijzen erop dat in de daaraan voorafgaande artikelen al nauwkeurig gedefinieerd moet zijn welke die privé-gedeelten dan zijn. Dat is voor de bloembakken niet het geval. Ook in de artikelen 25-31worden de bloembakken niet genoemd, terwijl bijvoorbeeld in artikel 25 wel heel specifiek wordt aangeduid hoe de in dat artikel genoemde appartementseigenaren de daarin genoemde privé-gedeelten moeten gebruiken. 4.6. Dat de appartementseigenaar met het recht op een tuin op grond van artikel 31 lid 1 die tuin voor eigen rekening moet aanleggen en onderhouden, waaronder ook het onderhoud etc. van erfafscheidingen is begrepen, leidt niet tot een andere uitleg, ook al dienen de bloembakken feitelijk als erfafscheiding. Deze bepaling is daarmee geen bestemmingsbepaling waarmee wordt beoogd om de erfafscheidingen, meer concreet: de bloembakken, als privé te kwalificeren.
4.6
De diverse bepalingen in de splitsingsakte, in onderling verband en samenhang gelezen, voeren dan ook niet tot de door [appellanten] bepleite uitleg dat de bloembakken behoren tot de privé-gedeelten. De splitsingstekening brengt daarin geen verandering. Op die tekening is weliswaar aangegeven dat sprake is van als zodanig gemarkeerde privé-gedeelten (tuin), maar een voldoende specifieke en nauwkeurige aanduiding dat ook de bloembakken daarbij horen kan uit de tekening niet worden afgeleid. Dat wordt niet anders als rekening wordt gehouden met het feit dat de bloembakken visueel deel uit zouden maken van de privé-tuinen, omdat ze zouden zijn geplaatst op de gele tegels waarmee (destijds) de tuinen zijn bestraat. De tekening - en overigens ook de akte - maken niet duidelijk dat en in welk opzicht deze feitelijke situatie relevant is voor de uitleg; een verwijzing naar deze feitelijke situatie ontbreekt in de akte en in de tekening. Ook als zodanig geeft de plaatsing van de bloembakken onvoldoende houvast voor de uitleg van [appellanten]
4.7
De verwijzing naar een aantal modelreglementen (2006 en 2017) baat [appellanten] niet omdat met de splitsingsakte is afgeweken van het modelreglement uit 2006 en het reglement uit 2017 uit de aard van de zaak niet van toepassing kan zijn op de akte van laatstelijk 2009. De stelling van [appellanten] dat uit de opname van een post ‘vervanging bloembakken’ in het MJOP (meerjarenonderhoudsplan) van de VvE vanaf het jaar 2019 blijkt dat deze bloembakken niet voor rekening van de VvE worden onderhouden leidt er evenmin toe dat dat de bloembakken privé zijn. Niet het MJOP maar de akte van splitsing en de bijbehorende tekening bepalen wat gemeenschappelijk en wat privé is. De Vve heeft bovendien onweersproken gesteld dat deze post in het MJOP voor het jaar 2020 niet is opgenomen omdat naar het oordeel van de VvE en vrijwel alle individuele appartementseigenaars onder de post 'Grootschalige renovatie daktuin en bestrating' al jarenlang was gespaard voor onder andere vervanging van de bloembakken. Tijdens de ALV van 15 mei 2019 is daarom besloten het MJOP voor het jaar 2020 goed te keuren met uitzondering van de post 'vervanging bloembakken'.
4.8
Het hof zal, gelet op wat hiervoor is overwogen, het vonnis van de rechtbank bekrachtigen, onder aanvulling en verbetering van de gronden. Of de rechtbank de bloembakken ten onrechte heeft geschaard onder de in artikel 17 lid 1 sub a genoemde ‘wanden’, zoals [appellanten] nog hebben aangevoerd, kan daarmee in het midden worden gelaten. Ook al zou die klacht terecht zijn, tot een ander oordeel over de vorderingen van [appellanten] kan die niet leiden.
4.9
De vordering van [appellanten] tot nietigverklaring van het besluit van de VvE van 16 september 2020 is alleen gebaseerd op de door het hof verworpen uitleg van de splitsingsstukken. Daarop stuit deze vordering af
De conclusie
4.1
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellanten] in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
4.11
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
23 februari 2022;
5.2
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de volgende proceskosten van de VvE:
- € 783,- aan griffierecht;
- € 2.366,- aan salaris van de advocaat van de VvE (2 procespunten x appeltarief II);
5.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, D.H. de Witte en D.J. Keur en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
16 mei 2023.