In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende had een gebruikte Renault Clio gekocht in Duitsland en deed aangifte voor de BPM. De inspecteur van de Belastingdienst legde een naheffingsaanslag op van € 3.081, na een taxatie die de waarde van de auto in onbeschadigde staat vaststelde op € 11.562. De rechtbank Gelderland heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.595, maar zowel de belanghebbende als de inspecteur gingen in hoger beroep. De belanghebbende betoogde dat de historische nieuwprijs van de auto € 23.688 moest zijn en dat er rekening gehouden moest worden met extra leeftijdskorting. De inspecteur stelde dat de naheffingsaanslag terecht was en dat de rechtbank ten onrechte rekening had gehouden met een waardevermindering vanwege schadeverleden.
Tijdens de zitting in hoger beroep werd de zaak gezamenlijk behandeld met andere zaken. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht was uitgegaan van de historische nieuwprijs van € 20.490 en dat de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat € 10.423 was. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag moest worden vastgesteld op € 2.762, rekening houdend met de extra leeftijdskorting. De rechtbank had ten onrechte geen rekening gehouden met deze korting. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.762. Tevens werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 3.940 en werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.