Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000661-22
Uitspraak d.d.: 10 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 februari 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-225234-21 en 08-053026-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-223588-20, tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 26 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde feit medeplegen/medeplichtigheid van poging tot moord in de zaak met parketnummer 18-225234-21;
- bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen poging tot doodslag in de zaak met parketnummer 18-225234-21 en in de zaak met parketnummer
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname in [instelling] , een drugsverbod, een alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [medeverdachte] ;
- integrale toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het bedrag van € 7.400,05, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 18 januari 2021 in de rechtbank Overijssel, met het parketnummer 08-223588-20.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, naar voren is gebracht.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
- de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-225234-21 impliciet primair tenlastegelegde feit medeplegen/medeplichtigheid van poging tot moord vrijgesproken;
- de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-053026-21 (gevoegd) primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken;
- de verdachte ter zake van het aan hem onder primair tenlastegelegde medeplegen poging tot doodslag in de zaak met parketnummer 18-225234-21 en de in de zaak met parketnummer 08-053026-21 (gevoegd) meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarden (kort gezegd), een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting [kliniek 1] of een soortgelijke zorgverlener, het meewerken aan begeleid wonen, een alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [medeverdachte] ;
- de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal toegewezen voor het bedrag van € 7.400,05, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en verdachte veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 311,-;
- de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 18 januari 2021 in de rechtbank Overijssel, met het parketnummer 08-223588-20.
Het gerechtshof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 18-225234-21- tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-225234-21:
primair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
- in/tegen de zij, althans tegen het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
[medeverdachte] op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
- in/tegen de zij, althans tegen het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte] met een personenauto naar de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of - met die [medeverdachte] mee naar binnen te gaan in de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) een hamer mee te nemen en/of
- na te laten om in te grijpen ter voorkoming/verhindering dat een of meerdere van voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) door die [medeverdachte] zouden plaatsvinden en/of niet (door woorden en/of daden) te voorkomen, dat die [medeverdachte] voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) pleegde en/of kon plegen en/of
- bij de auto van die [medeverdachte] te wachten en/of
- die [medeverdachte] , na het plegen van bovengenoemd misdrijf, van de plaats van het misdrijf in een personenauto naar elders te vervoeren.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoeveelheid snijwonden aan een oor en/of bovenlip/wang en/of blijvende littekens in/aan het gezicht/hoofd heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen
en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/of slaan/stompen,
[medeverdachte] op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en
met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoeveelheid snijwonden aan
een oor en/of bovenlip/wang en/of blijvende littekens in/aan het gezicht/hoofd heeft
toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te snijden en/of steken en/of
- in de zij, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/of
slaan/stompen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte] met een personenauto naar de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
- met die [medeverdachte] mee naar binnen te gaan in de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
- (daarbij) een hamer mee te nemen en/of
- na te laten om in te grijpen ter voorkoming/verhindering dat een of meerdere van voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) door die [medeverdachte] zouden plaatsvinden en/of niet (door woorden en/of daden) te voorkomen, dat die [medeverdachte] voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) pleegde en/of kon plegen en/of
- bij de personenauto van die [medeverdachte] te wachten, en/of
- die [medeverdachte] , na het plegen van voorgenoemd misdrijf, van de plaats van het misdrijf in een personenauto naar elders te vervoeren.
In de zaak met parketnummer 08-053026-21 (gevoegd):
primair
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te [pleegplaats 2] aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of eenmaal of meermalen tegen zijn elleboog en/of lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te [pleegplaats 2] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan en/of eenmaal of meermalen tegen zijn elleboog en/of lichaam te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 18-225234-21
Standpunt van de advocaat-generaal
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord zijn er onvoldoende indicaties in het dossier aanwezig dat er van tevoren een vooropgezet plan was, gericht op het doden van [slachtoffer 1] . De verdachte dient ter zake van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe is onder andere redengevend, de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaringen van [medeverdachte] bij de politie en de raadsheer-commissaris. [slachtoffer 1] is neergegaan, voelde pijn, stond stijf van de adrenaline is een tijdje buiten bewustzijn geweest. Hij heeft verklaard een mes en hamer te hebben gezien. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte heeft geslagen en getimmerd met de hamer. De hamer was van [medeverdachte] . Er kan worden vastgesteld dat de hamer is meegegaan in de auto en dat de verdachte deze heeft vastgehad. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het DNA van de verdachte op de handgreep van de hamer is aangetroffen. Ook is er op de spijkertrekker enkelvoudig DNA van de verdachte is gevonden.
Uit de uitgebreid beschreven letselrapportage van [slachtoffer 1] kan worden geconcludeerd dat krasletsels zijn veroorzaakt door het steken en snijden met het mes. Het letsel boven op het hoofd, onder 1, betreft ander vormig letsel. Dat is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door het slaan met de hamer. Door twee personen is verklaard dat er een hamer is gebruikt. Er is geen andere man, dan verdachte, met [medeverdachte] meegegaan naar de woning van [slachtoffer 1] . De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het gerechtshof, inhoudende dat hij voor de deur stond, [betrokkene] zag en met haar is gaan flirten in de woning, acht de advocaat-generaal ongeloofwaardig. Er kan wel degelijk worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] met de hamer op zijn hoofd heeft geslagen en tegen zijn lichaam heeft geslagen/geschopt.
Zowel de verdachte als [medeverdachte] zijn aanwezig geweest op de plaats delict en hebben geweld gebruikt. Nadat de deur werd opengedaan is de geweldsuitbarsting begonnen. Voorafgaand aan het incident hadden [medeverdachte] en de verdachte een (WhatsApp)gesprek, waarbij [medeverdachte] een klusje had voor de verdachte tegen een financiële vergoeding. Uit de inhoud van de berichten valt af te leiden dat het gesprek betrekking had op [slachtoffer 1] . De verdachte en [medeverdachte] hebben een bijdrage van voldoende gewicht toegebracht aan het totale geweld. Daardoor is er volgens de advocaat-generaal sprake van medeplegen.
Door te slaan met de hamer tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood aanvaard. Gezamenlijk zijn de verdachte en [medeverdachte] aansprakelijk voor het totale geweld.
Standpunt van de verdediging
Voorbedachte rade
Volgens de verdediging is geen sprake geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] te doden of een moment van beraad op het te nemen besluit. Er lijkt sprake te zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Het dossier bevat geen enkele aanleiding om te kunnen spreken van voorbedachte rade en de verdediging verzoekt het gerechtshof de verdachte van dit bestanddeel vrij te spreken.
Medeplegen/medeplichtigheid
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte] zijn niet betrouwbaar en daaruit kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte. Daarentegen is de objectieve getuigenverklaring van [betrokkene] , afgelegd bij de raadsheer-commissaris, wel betrouwbaar. Zij heeft verklaard dat het aandeel van de verdachte gering was en dat hij geen geweld heeft gebruikte jegens [slachtoffer 1] . Hij heeft [betrokkene] enkel tegengehouden. Het betrof een persoonlijk geschil tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] over [betrokkene] . Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte daar iets vanaf wist voordat hij de auto instapte met [medeverdachte] om naar [pleegplaats 1] te rijden. De verdachte ontkent dat [medeverdachte] hem eerder had gevraagd tegen betaling klappen te geven aan [slachtoffer 1] . [medeverdachte] heeft ook verklaard dat ze die avond geen afspraak hadden gemaakt over betalingen.
Subsidiair indien het gerechtshof van oordeel is dat de verdachte wel wetenschap had van het feit dat [medeverdachte] meer van plan was dan alleen [betrokkene] ophalen in [pleegplaats 1] , zouden de handelingen van de verdachte hoogstens als medeplichtigheid kunnen worden gekwalificeerd. De verdachte zou dan namelijk de auto hebben bestuurd, [betrokkene] aan de kant hebben geduwd in de woning en haar kort in bedwang hebben gehouden. Toen de verdachte door had dat het uit de hand zou lopen, heeft hij [medeverdachte] van [slachtoffer 1] afgetrokken.
Aanmerkelijke kans op de dood
Het opzet van de verdachte is niet gericht geweest op de dood van [slachtoffer 1] . Uit de letselrapportage volgt dat het merendeel van de verwondingen niet potentieel dodelijk letsel is. Het gaat voornamelijk om schaafwonden, snijwonden, krasletsel en bloeduitstortingen. Het letsel is niet toegebracht in de buurt van vitale delen van het lichaam. Er zijn ook geen steken toegebracht in het gelaat of in de buurt van vitale delen. De klap met de hamer heeft weliswaar impact gehad, maar heeft niet geleid tot een breuk in de schedel. [slachtoffer 1] was gefixeerd toen [medeverdachte] hem letsel toebracht. Er is bijvoorbeeld niet met een mes gezwaaid op het moment dat [slachtoffer 1] in beweging was, waardoor de kans groter zou zijn geweest dat andere lichaamsdelen zouden kunnen worden geraakt.
DNA op de hamerDe verdachte ontkent aangever te hebben geslagen met een hamer. Van belang is dat naast het DNA van de verdachte geen DNA van aangever op de hamer is aangetroffen, hetgeen ontlastend is. De verdachte heeft de hamer mogelijk aangeraakt toen hij zich in de auto bevond of van het moment dat hij eerder bij [medeverdachte] thuis is geweest.
Het oordeel van het gerechtshof
Partiele vrijspraak ter zake van het tenlastegelegde bestanddeel voorbedachte rade (en daarmee van het medeplegen/medeplichtigheid van poging tot moord)
Het gerechtshof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Het gerechtshof acht – conform de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging – onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig dat de verdachte en [medeverdachte] met een vooropgezet plan naar [pleegplaats 1] zijn gegaan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Aldus is niet voldaan de vereisten die worden gesteld aan het bestanddeel voorbedachte rade. Het gerechtshof zal de verdachte ter zake van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
De feiten en omstandigheden
Het gerechtshof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Op basis van de inhoud van het proces-verbaal van de politie, waaronder verschillende verklaringen, een proces-verbaal van beschrijving van filmbeelden, verklaringen afgelegd bij de raadsheer-commissaris en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het gerechtshof het volgende vast.
De verdachte en [medeverdachte] hebben op 20 augustus 2020 (Whatsapp)contact gehad. Vervolgens hebben zij afgesproken en zijn ze naar de woning van [medeverdachte] in [plaats 2] gegaan. [medeverdachte] heeft de verdachte verteld dat hij boos was op [slachtoffer 1] , omdat hij zijn relatie had verpest. In de woning hebben ze gezamenlijk twee flessen Jack Daniels opgedronken, waarvan de verdachte zo’n anderhalve liter op had. Omdat [medeverdachte] niet meer kon rijden, heeft de verdachte gereden van [plaats 2] naar [pleegplaats 1] . [medeverdachte] had een mes en hamer bij zich. De hamer lag al in de auto, aan de rechterkant, onder de bijrijdersstoel. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het mes uit de la van zijn keuken, meenam de auto in, wat de verdachte heeft gezien toen zij samen de auto instapten.
In [pleegplaats 1] aangekomen heeft de verdachte de auto in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] geparkeerd. Ze zijn toen gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer 1] gelopen, waarbij de verdachte vooropliep. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte de hamer had gepakt en dat hijzelf in zijn broekzak het mes droeg. Volgens de beschrijving van de camerabeelden van een videodeurbel bij de voordeur van perceel [adres] te (naar het gerechtshof begrijpt: [pleegplaats 1] ), is te zien dat twee mannen aan de overkant van de straat lopen. Er wordt heel hard “Tsjaa’ geroepen en daarna is te horen dat iemand zegt: ‘Bro, doe die ding es weg bro, doe die ding weg bro, doe die ding weg, hé’. De beelden zijn aan verdachte vertoond en verdachte heeft daarbij verklaard dat hij de stem van [medeverdachte] herkent.
[medeverdachte] en verdachte zijn samen naar de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] gelopen om [betrokkene] daar op te halen. De verwachting was dat [slachtoffer 1] [betrokkene] niet zomaar zou laten meegaan. De verdachte en [medeverdachte] hebben een mes en een hamer meegenomen naar de woning van aangever, hetgeen [medeverdachte] heeft verklaard. De verdachte belde aan en [medeverdachte] verschuilde zich rechts van hem achter de bosjes. [betrokkene] deed de deur open. De verdachte stapte als eerste de woning binnen en duwde [betrokkene] opzij. [slachtoffer 1] krijgt vervolgens een klap met een voorwerp en [slachtoffer 1] valt vervolgens op de grond. Dat blijkt uit de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd. Daarna is [medeverdachte] op [slachtoffer 1] gedoken en heeft hij hem meermalen gestoken/gesneden met het meegenomen mes. Op datzelfde moment heeft de verdachte [slachtoffer 1] geschopt tegen zijn zij, ter hoogte van zijn ribben. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] verdachte en [medeverdachte] van zich af weten te trappen en heeft [betrokkene] het mes en de hamer weggelegd.
Later zijn in de woning van [slachtoffer 1] het mes en de hamer gevonden door een verbalisant. De hamer is door het NFI forensisch onderzocht. Op de spijkertrekker van de hamer is DNA gevonden dat afkomstig kan zijn van de verdachte. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwant) persoon. Op de handgreep van de hamer is DNA aangetroffen van drie niet-verwante personen, waaronder een DNA-mengprofiel van de verdachte. Het DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Door de forensisch arts is een beschrijving gegeven van het toegebrachte letsel aan [slachtoffer 1] , op 21 augustus 2021. Daaruit volgt dat er letsel op de romp, linkerarm, rechterarm, linkerhand en rechterhand, alsmede aan het linker- en rechterbeen is aangetroffen. Het gaat daarbij onder meer om letsel passend bij snijwonden, krasletsel en bloeduitstortingen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
Het gerechtshof zal allereerst ingaan op de beoordeling van het verweer van de verdediging ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van mededader [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] .
In dat verband overweegt het gerechtshof dat verklaringen in een strafzaak kritisch en zorgvuldig worden bezien. Zij dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en ook om de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Het gerechtshof stelt voorop dat de verklaringen van [medeverdachte] met behoedzaamheid worden beoordeeld. [medeverdachte] is mededader in deze zaak en in die hoedanigheid reeds onherroepelijk veroordeeld ter zake van medeplegen van poging tot doodslag. Het gerechtshof stelt vast dat de verklaringen van [medeverdachte] , die het gerechtshof tot het bewijs zal bezigen, niet op zichzelf staan. Zo wordt de verklaring van [medeverdachte] ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] alsook door het forensisch bewijs en op onderdelen ook door de verklaring van [betrokkene] . Het gerechtshof heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaringen die [medeverdachte] op 20 januari 2022 bij de politie en in hoger beroep bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd.
Dat geldt tevens voor de verklaring van [slachtoffer 1] . De verklaring van [slachtoffer 1] die inhoudt dat hij door de verdachte is geslagen met een hamer wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] en door het aantreffen van verdachtes DNA op de hamer. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt voorts, op onderdelen, ondersteund door de verklaring van [betrokkene] .
De verdediging heeft aangevoerd dat op de hamer alleen het DNA van de verdachte is aangetroffen en niet van [slachtoffer 1] en dat die bevindingen niet passen bij de verklaringen van [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Anders dan de verdediging, is het gerechtshof van oordeel dat het feit dat op de hamer geen DNA van [slachtoffer 1] is aangetroffen, niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Uit het feit dat geen DNA is aangetroffen, kan naar het oordeel van het gerechtshof niet meer worden afgeleid dan juist dit, namelijk dat het DNA niet is aangetroffen. Hieruit volgt niet dat de verklaring van [betrokkene] dat verdachte geen geweldshandelingen heeft gepleegd, tot uitgangspunt moet worden genomen, omdat die verklaring, anders dan de verklaring van [medeverdachte] en [slachtoffer 1] , wel betrouwbaar zou zijn.
Het gerechtshof is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte] en [slachtoffer 1] , voor zover die voor het bewijs worden gebruikt, betrouwbaar zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met [medeverdachte] naar [pleegplaats 1] is gegaan, dat hij bij de auto is blijven wachten en dat hij naar het huis van [slachtoffer 1] toe is gegaan toen hij geschreeuw hoorde en dat hij vervolgens [betrokkene] opzij heeft geduwd en met haar is gaan flirten. Het gerechtshof acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk. Het scenario stuit reeds af op de verklaring van [betrokkene] , [medeverdachte] en [slachtoffer 1] dat verdachte en [medeverdachte] samen binnenkwamen. Het gerechtshof acht het bovendien niet aannemelijk dat verdachte, terwijl [medeverdachte] in gevecht was met [slachtoffer 1] , in diezelfde gang en op dat hectische moment waarin grof geweld op aangever werd toegepast met [betrokkene] aldaar stond te flirten. In het dossier bevindt – los van de inhoudelijke onaannemelijkheid - zich voor deze stelling geen enkel aanknopingspunt.
Aanmerkelijke kans op de dood
Het gerechtshof ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van voornoemde feiten en omstandigheden bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen dient het gerechtshof vast te stellen dat verdachtes (voorwaardelijke) opzet op de dood van het slachtoffer was gericht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is voorts afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Gelet op de hierboven omschreven feiten en omstandigheden komt het gerechtshof tot het oordeel dat de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] aanwezig was. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Door met een hamer met kracht tegen het hoofd te slaan, wordt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer door fataal (schedel- en/of hersen) letsel in het leven geroepen. Dat verdachte met kracht heeft geslagen leidt het gerechtshof af uit het feit dat [slachtoffer 1] als gevolg van die klap is gevallen en even buiten kennis geraakte. Daar komt nog bij dat vervolgens medeverdachte [medeverdachte] , terwijl hij op [slachtoffer 1] zat die op de grond lag, heeft gestoken/gesneden in het lichaam en het hoofd van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat hij als gevolg van dit handelen onder meer snijletsel aan zijn oor en zijn wang heeft opgelopen alsook snijwonden aan zijn handpalmen. Onderwijl heeft verdachte [slachtoffer 1] geschopt.
Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook de verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De hiervoor beschreven aaneenschakelingen van geweldshandelingen van zowel de verdachte als diens mededader moeten naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het naar het oordeel van het gerechtshof niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Door de verdediging is ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood aangevoerd dat het letsel niet is toegebracht in de buurt van vitale delen, dat de keel en hals niet geraakt zijn en dat de impact van de hamer niet van dien aard is geweest dat het heeft geleid tot een breuk van de schedel. Voor zover de raadsman tot uitgangspunt neemt dat het letsel, dat is toegebracht, bepaalt of er sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood, berust dat op een onjuiste rechtsopvatting. Bepalend is of de kans aanmerkelijk is dat het handelen van verdachte en medeverdachte tot de dood had kunnen leiden. Zoals hiervoor overwogen is die kans, wanneer met kracht met een hamer op het hoofd wordt geslagen en vervolgens met een mes op onder meer het hoofd wordt gestoken, naar het oordeel van het gerechtshof aanmerkelijk te noemen.
Medeplegen
Het gerechtshof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft het gerechtshof de bovengenoemde feiten met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde vastgesteld.
Op grond van hetgeen het gerechtshof omtrent de feiten en omstandigheden heeft overwogen, oordeelt het gerechtshof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en mededader [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen naar het huis van [slachtoffer 1] gegaan, hebben daar aangebeld en toen de deur werd opengedaan heeft eerst verdachte [slachtoffer 1] met een hamer geslagen, waardoor [slachtoffer 1] op de grond viel, waarna [medeverdachte] op hem is gaan zitten en hem heeft gestoken/ gesneden met een mes, terwijl verdachte [slachtoffer 1] schopte. Daarmee acht het gerechtshof het tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag bewezen.
Het gerechtshof verwerpt op grond van het bovenstaande de door de verdediging gevoerde bewijsveren.
Bewijsoverweging met betrekking tot parketnummer 08-053026-21
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen en hem een paar tikken heeft verkocht.
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling dan wel poging daartoe biedt de inhoud van het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Het gerechtshof zal de verdachte ter zake van het primair en het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Het gerechtshof acht, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, in combinatie met de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] en [getuige 2] , wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-225234-21 primair en in de zaak met parketnummer 08-053026-21 het meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-225234-21:
primair
hij op 20 augustus 2021 te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een hamer tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- meermalen met een mes, in het gezicht en het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en
- tegen het lichaam, van [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 08-053026-21 (gevoegd):
meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te [pleegplaats 2] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen tegen hoofd te stompen en tegen zijn elleboog te schoppen
.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 18-225234-21 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 08-053026-21 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde delicten heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte en mededader [medeverdachte] hebben, gezamenlijk onder invloed van een grote hoeveelheid sterke drank, zodanig geweld op het slachtoffer [slachtoffer 1] uit geoefend dat zij het ervoor wordt gehouden dat zij hebben geprobeerd hem van het leven te beroven. De verdachte heeft met een hamer op het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen en hem tegen zijn lichaam geschopt en geslagen. Dit heeft zich afgespeeld in de hal van de woning van [slachtoffer 1] . De medeverdachte heeft in dat gewelddadige treffen meermalen in het gezicht en andere op andere lichaamsdelen van [slachtoffer 1] ingestoken. Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en heeft hij hem pijn en letsel, waaronder hoofd- en aangezichtsletsel toegebracht. Het gerechtshof rekent het de verdachte aan dat hij zulk heftig geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] ;
- de omstandigheid dat de verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] door hem tegen het hoofd te stompen en tegen zijn elleboog te schoppen, waarbij hij hem pijn en letsel heeft toegebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 maart 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van mishandeling en andersoortige strafbare feiten;
- de inhoud van het reclasseringsrapport van 13 april 2023, waarin de reclassering adviseert om aan een voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering, klinische opname in [kliniek 2] , drugsverbod, alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [medeverdachte] . De reclassering acht het belang dat de verdachte eerst klinisch (tijdens detentie) zal worden opgenomen, voordat hij ambulant zal worden behandeld. Indien de verdachte vanuit detentie geen klinisch traject doorloopt, zal de reclassering met een onuitvoerbaar toezicht zitten. Er is reeds een vooraanmelding gedaan bij Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ) voor een klinische opname. De verdachte is geaccepteerd bij [kliniek 2] en staat op de wachtlijst voor de afdeling [naam 1] , locatie [plaats 1] . Er is een wachttijd van anderhalf jaar. De ambivalente motivatie van de verdachte ten behoeve van een klinische opname wordt door de reclassering eveneens benoemd;
- de inhoud van de overige zich in het dossier bevindende eerdere reclasseringsrapporten;
- het Pro-Justitia rapport, psychologisch onderzoek van 27 januari 2022, opgemaakt door psycholoog mr. Drs. R.A. Sterk, waaruit blijkt dat de verdachte kampt met een licht verstandelijke beperking en een neurocognitieve stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol. Ten tijde van het plegen van het delict was sprake van deze problematiek. Over de mate van toerekenbaarheid kan geen uitspraak worden gedaan om de verdachte het feit heeft ontkend. De geconstateerde beperkingen en psychische problematiek brengen met zich mee dat de verdachte complexe situaties niet goed kan overzien en dat hij bij verhoogde innerlijke onrust snel impulsief en emotioneel kan reageren. Dit wordt versterkt door de impuls- en emotieregulatieproblemen als gevolg van de neurocognitieve stoornis. Alcoholgebruik zorgt ervoor dat het gedrag van de verdachte nog sneller ontremd. De kans op herhaling wordt ingeschat als hoog. Ten aanzien van de geconstateerde beperkingen en psychische problematiek is vooral begeleiding geïndiceerd. Deze begeleiding en zorg zal intensiever moeten zijn dan wat de verdachte tot nu toe al werd aangeboden. De deskundige schat in dat een (klinische) behandeling weinig zinvol zal zijn door de beperkte leerbaarheid van de verdachte. De deskundige acht 24 uurs-zorg (bijvoorbeeld een plek als [kliniek 2] – Hoeve [plaats 1] ) geïndiceerd.
Het gerechtshof neemt de conclusies en het advies van het psychologisch onderzoek over. Gelet op de deze conclusies, alsook de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd, is het gerechtshof, evenals de rechtbank, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Dit gegeven wordt in matigende zin bij de bepaling van de lengte van de op te leggen straf betrokken. Het gerechtshof stelt vast dat de rechtbank dit ook heeft gedaan.
Het gerechtshof acht met de rechtbank, alles afwegend, een vrijheidsstraf passend en geboden. Het gerechtshof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, klinische opname in [kliniek 2] of een andere daarvoor geschikte instelling, drugsverbod, alcoholverbod en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [medeverdachte] dient te worden opgelegd. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarde, inhoudende de klinische opname in [kliniek 2] , bepaalt het gerechtshof dat indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, de verdachte dient mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing. De voorwaarde voor een ambulante behandeling is dat de verdachte eerst klinisch dient te worden opgenomen, omdat dit vanuit de woonplek als voorwaarde is geïndiceerd. Uit het reclasseringsrapport volgt dat er reeds stappen zijn gezet om een en ander in gang te zetten en dat er wellicht mogelijkheden zijn om de klinische behandeling middels artikelplaatsing te laten plaatsvinden. Op basis van de liggende rapportages acht ook het gerechtshof een klinische behandeling noodzakelijk.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in de zaak met parketnummer 18-225234-21. Deze bedraagt € 7.400,92. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.400,92. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De advocaat-generaal heeft integrale toewijzing van de vordering gevorderd. De verdediging heeft primair tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit en subsidiair aangevoerd dat de gevorderde tandartskosten moeten worden afgewezen, dan wel dat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard en dat de immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden tot € 3.000, -.
Het gerechtshof kan zich vinden in de navolgende motivering van de rechtbank. Het gerechtshof neemt die motivering over en maakt die tot de zijne.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen
verklaarde. De door de benadeelde partij opgevoerde reiskosten ad €32,76 zijn niet betwist en daarmee toewijsbaar.De rechtbank acht de opgevoerde tandartskosten ad € 1.868,16 eveneens toewijsbaar. Uit de overgelegde begroting blijkt dat de kosten betrekking hebben op de elementen 11, 12, 13,21,22 en 23. Deze elementen bevinden zich in het boven gebit. De benadeelde partij heeft
snijletsel ter hoogte van deze elementen in zijn bovenlip zowel aan de buitenzijde als aan de
binnenzijde zo blijkt uit de letselrapportage. Daarmee acht de rechtbank het causaal verband tussen het letsel en de begrote tandartskosten voldoende aannemelijk. De rechtbank zal die kosten integraal toewijzen.
De hoogte van de gevorderde immateriële schade ad € 5.500,00 acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Gelet op het geconstateerde letsel en de gevolgen daarvan acht de rechtbank een matiging niet op zijn plaats. De vordering van de benadeelde partij is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 7.400,92.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd
en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De
rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de
benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en
andersom.
De kosten rechtsbijstand bestaan uit kosten verbonden aan het opvragen van medische
informatie en honorarium van de advocaat van de benadeelde partij.
De kosten verbonden aan het opvragen van medische informatie acht de rechtbank
onvoldoende onderbouwd. De doorberekening van die kosten aan de benadeelde partij door
middel van een factuur aan de benadeelde partij acht de rechtbank onvoldoende.
Voor het vaststellen van het honorarium van de advocaat van de benadeelde partij hanteert
de rechtbank het Liquidatietarief in kantonzaken zoals deze geldt per 1 februari 2021.
Voor een hoofdsom boven de € 5.000,00 tot en met € 10.000,00 geldt een maximum van 6
punten. Voor het opstellen en indienen van de vordering en de behandeling op de
terechtzitting
De kosten voor rechtsbijstand zijn daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 622,-.
Verdachte heeft het strafbare feit gepleegd met een ander. De rechtbank zal daarom bepalen
dat verdachte de helft van de kosten rechtsbijstand dient te vergoeden aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot
aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 311,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van
deze uitspraak nog moet maken
Het gerechtshof voegt daar nog aan toe dat uit de verklaring van de benadeelde partij (p. 24 e.v. van het strafdossier) blijkt dat hij naar de tandarts is geweest, omdat hij zo veel last had van zijn tanden, dat hij daar niet voor verzekerd is, dat enkele tanden moeten worden vastgezet, omdat die nu los zitten en dat hij daar ook pijn van heeft. Ook uit deze verklaring blijkt dat de tandartskosten een rechtstreeks gevolg zijn van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte. Het gerechtshof ziet evenals de rechtbank en anders van de verdediging geen aanleiding de immateriële schadevergoeding te matigen tot € 3.000, -. Dit mede gelet op het letsel dat door verdachte en medeverdachte is veroorzaakt en de gevolgen en impact daarvan voor de benadeelde partij. Het gerechtshof vindt in hetgeen door de verdediging is gesteld geen aanleiding hoofdelijkheid achterwege te laten. Ook het gerechtshof stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die als gevolg van hun onrechtmatige handelen is opgetreden.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 januari 2021 door de politierechter in de rechtbank Overijssel opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, parketnummer 08-223588-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Op grond van hetgeen met betrekking tot de op te leggen straf is overwogen, zoals hierboven is weergegeven, acht het gerechtshof tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf niet opportuun. Het gerechtshof zal de vordering tot tenuitvoerlegging – conform de vordering van de advocaat-generaal – daarom afwijzen.