In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardering van onroerende zaken, specifiek appartementen, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland, die eerder de WOZ-waarden van twee appartementen had gehandhaafd. De heffingsambtenaar had de waarde van de appartementen vastgesteld op respectievelijk € 147.000 en € 115.000 per 1 januari 2019. De rechtbank verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 april 2023 kwamen partijen tot overeenstemming over de waarde van de onroerende zaken. Het Hof heeft de waarde vastgesteld op € 110.000 voor het appartement aan [adres1] 79-1 en € 91.000 voor het appartement aan [adres1] 79-3. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal op € 2.807 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze beslissing.