In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap, Fat Odd Import & Export B.V., voor de financiële verplichtingen die voortvloeien uit een huurovereenkomst met de appellanten. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en Fat Odd veroordeeld tot betaling van achterstallige huur, maar de vorderingen tegen de bestuurder, [geïntimeerde2], werden afgewezen. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij beargumenteren dat [geïntimeerde2] als bestuurder aansprakelijk is voor de niet-nakoming van de huurovereenkomst.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de verblijfsstatus van [geïntimeerde2] als kennismigrant en de omstandigheden waaronder Fat Odd is opgericht. De appellanten stellen dat [geïntimeerde2] wist of had moeten weten dat Fat Odd niet in staat zou zijn om aan haar verplichtingen te voldoen, vooral gezien het gebrek aan kapitaal en de onrealistische verwachtingen van de omzet. Het hof oordeelt echter dat de verklaring van [geïntimeerde2] over de impact van de coronapandemie op de bedrijfsvoering aannemelijk is en dat er onvoldoende bewijs is dat zij persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en verklaart de appellanten niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen Fat Odd. De proceskosten worden toegewezen aan de geïntimeerden, en het hof wijst af wat verder is gevorderd. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder bestuurdersaansprakelijkheid kan worden aangenomen en de noodzaak van voldoende bewijs voor een persoonlijk ernstig verwijt.