ECLI:NL:GHARL:2023:388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.314.068
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pachtzaak met onjuiste aanduiding partijnaam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een pachtkwestie tussen het Kerkgenootschap Cisterciënserabdij O.L. Vrouw van de H. Joseph Lilbosch (hierna: Abdij Lilbosch) en Landbouwbedrijf Ulingshof B.V. (hierna: Ulingshof). Abdij Lilbosch had hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, die op 17 februari 2021, 7 april 2021 en 1 juni 2022 waren uitgesproken. De procedure in hoger beroep werd gekenmerkt door een discussie over de juiste aanduiding van de partijnaam van Abdij Lilbosch. De rechtbank had in eerdere vonnissen Abdij Lilbosch aangeduid als 'de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging', terwijl Abdij Lilbosch een kerkgenootschap is. Dit leidde tot rectificatie-exploten door Abdij Lilbosch, waarin de onjuiste aanduiding werd gecorrigeerd. Het hof oordeelde dat de onjuiste vermelding in de dagvaarding in hoger beroep geen gevolgen had voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep, aangezien er geen onredelijke schade voor Ulingshof of de curator was aangetoond. Het hof heeft de incidentele vordering van Abdij Lilbosch om openlegging van boeken en bescheiden afgewezen, omdat deze onvoldoende was toegelicht. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt volgens het roljournaal, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.314.068
zaaknummer rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, 8477202
arrest van 17 januari 2022
in de zaak van
Kerkgenootschap Cisterciënserabdij O.L. Vrouw van de H. Joseph Lilbosch
die is gevestigd in Echt, gemeente Echt-Susteren
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: Abdij Lilbosch
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen
tegen

1.Landbouwbedrijf Ulingshof B.V.

die is gevestigd in Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna: Ulingshof
advocaat: mr. B. Nijman

2.[geïntimeerde2]

die kantoor houdt in [vestigingsplaats]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Loonbedrijf [naam B.V.] (die gevestigd was in [vestigingsplaats 2] , gemeente [naam gemeente] , en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie)
hierna: de curator
niet verschenen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Abdij Lilbosch heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de pachtkamer in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 17 februari 2021, 7 april 2021 en 1 juni 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 30 juni 2022
  • het rectificatie-exploot van Abdij Lilbosch aan Ulingshof van 11 november 2022
  • het rectificatie-exploot van Abdij Lilbosch aan de curator van 14 november 2022
  • de conclusie van antwoord in het incident van Ulingshof.

2.Het oordeel van het hof

Aanduiding Abdij Lilbosch
2.1.
In de bij de rechtbank uitgebrachte dagvaarding is als eiser vermeld “het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap” Abdij Lilbosch. Vervolgens heeft de rechtbank vonnissen gewezen op naam van “de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging” Abdij Lilbosch. De dagvaarding in hoger beroep is uitgebracht op dezelfde naam als die de rechtbank heeft gehanteerd. Daarna zijn op naam van “het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap” Abdij Lilbosch rectificatie-exploten uitgebracht waarin het volgende is vermeld:
“dat in de gewezen vonnissen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 17 februari 2021, 7 april 2021 en 1 juni 2022 waartegen rekwirante in hoger beroep is gekomen, rekwirante wordt aangeduid alsrechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen dat dit niet juist is aangezien rekwirante de rechtspersoon vankerkgenootschapbezit.
dat deze omissie ook in de hoger beroep dagvaarding van 30 juni 2022 voornoemd is opgenomen.
dat met instandhouding van de hoger beroep dagvaarding d.d. 30 juni 2022 voor het overige, deze omissie hierbij als hersteld beschouwd wordt.”
Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 30 november 2022 de tussen partijen uitgesproken vonnissen op grond van artikel 31 Rv verbeterd in die zin dat waar staat “de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging”, dient te worden gelezen “het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap”.
2.2.
Met het vonnis van 30 november 2022 staat vast dat de procedure bij de rechtbank is gevoerd op naam van “het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap” Abdij Lilbosch. Het hof constateert dat dat ook de rechtspersoon is die hoger beroep heeft ingesteld. Abdij Lilbosch heeft de onjuiste vermelding van haar naam in de dagvaarding in hoger beroep door middel van de rectificatie-exploten hersteld. Niet is gesteld of gebleken dat Ulingshof en de curator onredelijk in hun belangen zijn geschaad doordat Abdij Lilbosch in de dagvaarding in hoger beroep is aangeduid als “rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging”. Duidelijk is dat die aanduiding in de dagvaarding in hoger beroep een vergissing was. Anders dan Ulingshof betoogt, is van een niet rechtsgeldig of niet-ontvankelijk hoger beroep dus geen sprake.
Incident
2.3.
Abdij Lilbosch heeft in de dagvaarding in hoger beroep op nader aan te voeren gronden verzocht de bestreden vonnissen te vernietigen en daarnaast een incidentele vordering “tot openlegging van de boeken, bescheiden en geschriften als geduid in pos. 83 van het exploot van inleidende dagvaarding” ingesteld. Voor zover Abdij Lilbosch heeft bedoeld de incidentele vordering nu al in te stellen, heeft het de vordering onvoldoende toegelicht zodat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. Voor zover Abdij Lilbosch slechts heeft bedoeld aan te kondigen dat het de incidentele vordering opnieuw aan de orde zal stellen, geldt dat het dat bij de memorie van grieven kan doen. Daarover hoeft dan nu niet verder te worden beslist.

3.De beslissing

Het hof:
in het incident:
3.1.
voor zover nu een incidentele vordering is ingesteld wordt deze afgewezen;
3.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
3.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
3.4.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, J.H. Lieber, H.L. Wattel en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ing. C.R.M. van Wijk-Francissen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.